Columns

Tialda belt Randell in Den Haag

Foto: Jessica Buijs

Het is ergens tussen vier en vijf. Op een winderige tramhalte in een stukje Den Haag dat ik altijd al eens had willen zien, zeg ik gedag tegen mijn moeder en broer die geen tijd hebben om nog een blauwe hap te halen. Ik bel mijn speelkameraadje Randell die in de zeeheldenbuurt woont en die ik alweer een tijdje niet heb gezien.

‘Hé Randell, ik ben in Den Haag; heb je tijd om samen te eten?’ Aan de andere kant is het even stil. Dan zegt Randell: ‘Oh wat leuk, maar ik moet zo trainen’. Randell fietst vrij fanatiek. ‘Tot wanneer zou je tijd hebben, anders kom ik alleen voor een kopje thee?’ vraag ik. ‘Nou, ik moet over een half uur weg’. In mijn hoofd gebeurt iets.

Die stem. Die klinkt niet als Randell. Maar ik belde wel echt zijn nummer. Ik had zijn e-mailadres in hetzelfde contact staan, dus het moet hem wel zijn. Voor de zekerheid vraag ik of dit wel echt Randell is en Randell zegt dat hij het echt is. Terwijl hij dat zegt, begrijp ik wat er aan de hand is.

Vier jaar geleden had ik een SLB-student met dezelfde naam als mijn buurjongen van veertig jaar geleden. Ze zijn in alles elkaars tegenpool. Míjn Randell is witblond, vrij klein met een heel lichte huid en wat ronder in de taille. Student Randell is boomlang, afgetraind en zo donker als 78% chocolade. Hij had het niet gemakkelijk en we belden soms, vandaar dat ik zijn nummer nog heb.

Ik leg de situatie uit. ‘Oh’, zegt de donkere Randell, ‘ik wist helemaal niet dat er nóg een Randell in Den Haag woont’. Ik voel me alsof ik een slechte smoes heb verzonnen en ik door de mand ben gevallen als docent die haar kans schoon zag om te daten met een oud-student. Terwijl ik me schaam voor iets wat ik niet deed, bel ik lichte Randell. Hij zegt zijn fietsmaatjes af om Indonesisch met me te eten.