Ik houd van jurken. Van broekpakken en mooie vesten. Ik houd van linnen, zijde, viscose, bamboe en katoen. Ik hang aan de lippen van de stijlpastoor die elke zaterdag preekt in de Volkskrant en soms ken ik de garderobe van een collega nog beter dan de collega zelf. Een uitgezwaaide directeur had meer paar schoenen dan mijn hele team gezamenlijk, maar wat stonden ze haar goed. Ja, het is genieten hier voor mensen met smaak. En vooral voor mensen op dit stukje van moeder aarde, want de rest van de wereld heeft danig te lijden onder de kledingindustrie.
Nog voor ik wist van Samen Duurzaam begon ik daarom een experiment. Vanaf de start van het schooljaar tot het einde van het kalenderjaar geen nieuwe kleren kopen. Mocht het teveel cold turkey worden, dan is de kringloop toegestaan. Wie uit mijn instituut zou mee willen doen?
Het goede nieuws is dat ik de eerste weken na mijn oproep bij de koffieautomaat bevraagd werd. En ook als ik wilde werken, trouwens, maar hoe belangrijk is een deadline als er op hetzelfde ogenblik weer duizenden kinderen in de sweatshops aan de slag gaan met mijn jurk of mijn broekpak. Maar dit was het goede nieuws.
Het slechte nieuws is dat maar vijf collega’s de handschoen oppakten en meedoen met de uitdaging. Of is dat het goede nieuws? Sommigen anderen wilden niet meedoen omdat in december de sale begint. Maar heb je dan nieuwe kleren nódig, vroeg ik. Is het stuk wat in je kast hangt? Nou nee, dat niet, maar toch. Dus opeens begreep ik wat Bauman, Dittmar en die andere sociologen bedoelen met de samenhang tussen wat we kopen en onze identiteit. Deze uitdaging gaat niet over kleren, maar wat er onder die kleren zit. Wie je bent, wie je wil zijn, hoe je hart klopt en voor wie.
Samen duurzaam, maar niet tijdens de uitverkoop.
Tialda Sikkema is docent op de HU en columnist voor Trajectum