Bas haalde twee weken geleden op de Paralympics in Tokio zilver op de 400 meter vrije slag en brons op de 200 meter wisselslag. Hij zwemt op het hoogste niveau en krijgt zelfs speciale begeleiding van een speciale HU-topsportmedewerker.
Je bent ongelooflijk goed in zwemmen. Wat is je geheim?
‘Gewoon ontzettend hard werken. Ik lig in totaal twintig uur per week in het zwembad, doe vijf uur landtraining en vier uur krachtraining. Mijn domein is ‘de vrije slag’ en mijn specialiteit is borstcrawl.
Als kind van zeven hield ik al van zwemmen. Voetbal en turnen waren niets voor mij. Ik werd goed in het openwaterzwemmen en algauw meervoudig nationaal kampioen. Ik zwom in het IJsselmeer, het kanaal, de Lek, naast enorme vrachtschepen en in de grachten te Leiden. Dan zaten de corpsballen een biertje te drinken terwijl ik in het water lag. Mijn langste afstand was 7,5 kilometer.’
Hoe werd je topsporter?
‘Op mijn vijftiende leerde ik via mijn trainer de bondscoach kennen. Ik moest een medisch traject in waaruit bleek dat ik thuishoorde in klasse 10 (er zijn tien klassen van fysieke beperkingen, dit is de lichtste). Ik heb platvoeten, ze staan scheef en ze zijn minder krachtig dan normaal. Na dat traject plaatste ik me voor de spelen in Rio.
Ik heb veel zilver gewonnen: op het EK Dublin werd ik tweede en op het WK in Londen ook. Natuurlijk wil ik liever eerste worden. Als een topatleet zegt dat ie geen goud wil winnen vraag ik me af waar hij mee bezig is. Maar ik heb een steengoede concurrent uit Oekraïne. Ik ben op waarde geklopt en daardoor niet ontevreden.’
Welke offers breng je?
‘Ik zie mijn vrienden en familie weinig. ‘s Middags doe ik een dutje en ik heb weinig tijd voor plezier. Uitgaan doe ik nauwelijks en alcohol alleen in de vakantie als mijn schema het toelaat. Voor mij zijn het geen offers want ik doe het graag.
Zwemmen luistert nauw, we meten met tiende millimeters. Een paar weken voor een wedstrijd knip ik mijn nagels niet, ik scheer alle haartjes op mijn lichaam weg en trek het beste wedstrijdpak aan. Zelfs de manier waarop de dames hun knot onder hun badmuts frommelen wordt doorgerekend.’
Vandaag was je eerste dag als student Integrale Veiligheidskunde. Hoe is je eerste indruk?
‘Vandaag was mijn eerste dag in de klas. Het was wennen om al die mensen te zien en mijn hersenen op een andere manier te gebruiken. Ik heb al een aantal gesprekken gehad met mijn begeleider Lenneke. Ze weet ongeveer hoe mijn schema eruit ziet en voor de rest weet ik nog niet hoe haar begeleiding eruit zal zien.
Ik heb een dagdeel per week les. Dat is goed te doen. Ik vind zwemmen het leukst, maar ik weet wel dat ik er misschien mijn pensioen niet mee haal. Het liefst ga ik later iets met sport doen, maar deze opleiding heb ik dan maar achter de hand. Hij sprak me aan want je kunt er alle kanten mee uit. Ik kan gaan werken bij het RIVM, bij het waardetransport, in de IT of op een ministerie. Iedereen heeft beveiliging nodig.’
Heb je ook een baantje?
‘Als je een bepaald niveau bereikt in de sport krijg je een A-status en daarbij hoort een minimum inkomen. Ik kan me bijna volledig concentreren op de sport.
Ik push mezelf steeds om nog harder te gaan. Als ik een baaldag heb voel ik me in het zwembad rustiger worden wanneer ik door het water glijd. Ik probeer mijn slagen langer te maken. Snelheid = frequentie x je slaglengte. Eén van de twee moet dus altijd beter en het optimum ligt in het midden. Dat vergt ook gewoon natuurkundig inzicht. Iedereen die zegt dat zwemmen gemakkelijk is vergist zich schromelijk. Je moet snel zijn, slim en loeisterk.’