Achtergrond

Tot poëzie rekenen

Marjolein Kool (1958), docent reken- en wiskundedidactiek aan de voormalige Hogeschool Domstad (nu onderdeel van Hogeschool Utrecht), is de drijvende kracht achter het Bartjens Rekendictee. Ze heeft een zwak voor wiskunde én de Nederlandse taal.

Na het vwo wist Marjolein Kool niet of ze de alfarichting in wilde of de bètakant op. Ze koos voor de tweedegraads lerarenopleiding in Utrecht (nu Instituut Archimedes van de HU), waar studenten destijds werden opgeleid in twee vakken. Ze schreef zich in voor de opmerkelijke combinatie van wiskunde en Nederlands.

Ook de rest van haar studieloopbaan en werkzame leven blijven rekenen en taal met elkaar vervlochten. ‘Ik zeg niet dat ik in allebei steengoed ben, maar ik vind alle twee de vakken interessant. En zie van beide de schoonheid en de charme’, zegt ze.
 


Je ging werken als docente wiskunde en Nederlands op een mavo in Amersfoort. Na je studie kon je nog steeds niet kiezen?

‘Nee. Maar eigenlijk wilde ik ook niet kiezen.’
 
Naast je werk studeerde je in deeltijd Nederlandse Taal- en Letterkunde. Dat lijkt een duidelijke keuze voor taal.
‘Nee. Mijn afstudeerscriptie ging over een rekenboekje uit 1532. Dus binnen die talenstudie heb ik toch weer de rekenkunde opgezocht. Daarna ging ik werken bij de Domstad-pabo waar ik alleen rekenen gaf.’
 


Ondertussen had je wel twee dichtbundels uitgegeven.


Ja, met light verses, zeg maar vormvaste pleziergedichten. De inmiddels overleden dichter en journalist Nico Scheepmaker heeft mij ontdekt. Tijdens een introductieweek van studenten in Utrecht las ik voor uit eigen werk. Hij presenteerde de avond en wilde een bundel van mij hebben, maar ik had nog niets gepubliceerd. Hij schreef een column waarin hij mij de “Annie M. G. Schmidt van de jaren negentig” noemde, enkele gedichten afdrukte en uitgevers opriep werk van mij uit te geven. Toen had ik ze voor het uitkiezen.’
 


Samen met de bekende liedjesschrijver Drs. P publiceerde je ook de dichtbundel Wis- en natuurlyriek. Hoe kwamen jullie daartoe?

‘Ik heb een tijd overal in het land, in theaters en dergelijke, mijn gedichten voorgedragen. Dat deed ik toen samen met andere plezierdichters als Frank van Pamelen, Driek van Wissen en Ivo de Wijs. Op een avond in Harderwijk trad ook Drs. P op. We zaten samen in de kleedkamer te praten en toen hij hoorde dat ik wiskundelerares was stelde hij voor om samen een boek te maken. Ik zou dan gedichten over wiskunde schrijven en hij over natuur- en scheikunde. Ik dacht: dat meent hij niet. Maar binnen een maand kreeg ik een pak gedichten van hem en moest ook ik aan de slag.’
 


Je bent oprichter, drijvende kracht en presentator van het Bartjens Rekendictee, te vergelijken met het Groot Dictee Der Nederlandse Taal. Wie is Bartjens?


‘Willem Bartjens is een rekenleraar die in 1604 zijn rekenboek publiceerde. Hij is bekend van de spreuk “Het klopt volgens Bartjens”. Zijn rekenboek is eeuwenlang leidend geweest in het Nederlands rekenonderwijs. Het was heel populair en talloze keren herdrukt. Maar niemand wist of er exemplaren van de eerste druk bewaard waren gebleven. 
Tijdens mijn promotie heb ik wetenschappelijk onderzoek gedaan naar Nederlandse rekenboeken uit de 15e en 16e eeuw. Na het promoveren begon ik met een toenmalige collega met het uitgeven van historische reken- en wiskundeboeken. Op een van onze speurtochten stuitten we in de stadsbibliotheek van Antwerpen op een exemplaar uit de eerste druk. Het was een klein boekje, helemaal beduimeld en kromgetrokken van het vocht. Dat was kicken!’
 

Waarom was Bartjens rekenboek zo populair? Was het ‘t eerste gedrukte boek of een revolutionaire nieuwe manier van rekenen?

‘Dat wordt vaak beweerd, maar dat is niet zo. Er zijn oudere geschreven manuscripten over rekenen en het eerste gedrukte rekenboek stamt uit 1508. Inhoudelijk lijken ze sterk op dat van Bartjens, dus zo vernieuwend was hij niet. Maar hij was een goede marketingman. Zo was Bartjens bevriend met Joost van den Vondel en behoorde tot de notabelen van Amsterdam en later ook van Zwolle. Via die connecties wist hij zijn zaakjes goed te verkopen en beheerste daardoor de markt.’
 


En jullie hebben Bartjens anno 2003 opnieuw uitgegeven.

‘Het is een facsimile ofwel replica met de oorspronkelijke tekst waarbij we een inleiding en toelichting hebben geschreven. Dat was alleen al nodig omdat de toenmalige benamingen en waarden van het geld nu relatief onbekend zijn; het gaat over mieten, daalders, ponden, enzovoort.
De gemeente Zwolle, waar Bartjens het grootste gedeelte van zijn leven heeft gewoond, wilde het boek feestelijk ten doop houden en toen bedacht rekendocent Wim Schaafsma het rekendictee. Aan mij de vraag of ik dat idee kon uitwerken en vormgeven. Zodoende ontstond het Zwols Bartjens Rekendictee. Aanvankelijk bedoeld als eenmalige gebeurtenis. Maar het dictee bleek zo’n succes dat het jaarlijks werd herhaald. Het groeide steeds groter en uiteindelijk werd het een landelijk evenement met voorrondes en een finale op 19 november op Hogeschool Windesheim in Zwolle.’ 
 

De finalisten zitten in een collegezaal een soort tentamen te maken met moeilijke sommen?

‘Het zijn geen kale rekensommen. Ze worden ingeleid met een praatje of filmpje. Elk vraagstuk heeft een link naar de actualiteit. Bijvoorbeeld: bereken het percentage waterstofperoxide in het blondeermiddel van Geert Wilders. De deelnemers krijgen veertien van dergelijke vragen die ze binnen een bepaalde tijd moeten oplossen.’
 

Er is de afgelopen jaren veel kritiek op het rekenniveau van kinderen op basisscholen, leerlingen op middelbare scholen en zelfs pabostudenten. Is dat terecht?

‘Als je de kritiek hoort, lijkt het alsof niemand in Nederland nog kan rekenen. Maar als er één ding niet klopt dan is het dat basisschoolleerlingen slecht rekenen. Zij zijn niet slechter dan tien of twintig jaar geleden. Uit internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse kinderen op de basisschool wereldwijd als negende uit de bus komen. Boven ons staan landen als Japan en Singapore waar kinderen echt worden gedrild. Maar het rekenonderwijs kan altijd beter, met name op het gebied van het oefenen.’



Is die kritiek dan helemaal ongegrond?


‘Op de middelbare school was er lange tijd weinig aandacht voor rekenen waardoor de kinderen het verleerden. Daar wordt nu aan gewerkt. De commissie Meijerink, waar ik ook in heb gezeten, adviseerde in 2007 om doorlopende leerlijnen voor rekenen te creëren in het onderwijs, zoals de middelbare scholen, het mbo en de pabo’s. Alle middelbare scholieren moeten examen doen in rekenen, ook als ze geen wiskunde in het pakket hebben. Op overgangsmomenten, zoals van het vmbo naar het mbo, wordt getoetst of het rekenen op orde is. En eerstejaars pabostudenten moeten verplicht een rekentoets maken, anders mogen ze niet verder. Nu volgt de invoering van de kennisbasis rekenen op de pabo. Dus er zijn allerlei maatregelen genomen die ervoor zorgen dat de lat hoger komt te liggen.’
 


Is het niet beter om het plezier in rekenen te stimuleren in plaats van die toetsen en verplichte hobbels in het onderwijs in te bouwen?


‘Daar zeg je een waar woord. Ik denk dat het allerbelangrijkste voor een leraar aan de basisschool is dat hij of zij de kinderen kan inspireren. De meeste dames aan de pabo – de heren zijn helaas ver in de minderheid – slagen wel voor die toetsen. Maar velen denken dan: “hè hè, daar ben ik vanaf”. Jammer, een goede attitude is zo belangrijk. Een leraar die houdt van zijn vak kan zoveel meer bereiken.’

Dat is dan ook de boodschap van het boek Rekenen is leuker dan/als je denkt dat je samen met Ed de Moor schreef.

‘Ed de Moor werkte tot zijn pensioen bij het Freudenthal Instituut (onderzoeksinstituut voor didactiek van wis- en natuurkunde van Universiteit Utrecht, red.). Hij is een van de grondleggers van het realistisch rekenen dat in Nederland in de jaren zeventig is ontwikkeld. De kern hiervan is dat je nadenkt over wat je aan het doen bent tijdens het rekenen. Het rekenonderwijs was in de jaren zeventig sterk aan verbetering toe. Het realistisch rekenen was aanvankelijk zo succesvol dat aan het eind van de twintigste eeuw alle rekenmethodes realistisch waren. Enkele jaren geleden ontstond een tegenbeweging die beweerde dat de rekenprestaties van kinderen sterk waren verslechterd en dat de oorzaak het realistisch rekenen zou zijn. Dat zou het rekenonderwijs om zeep hebben geholpen. Er ontstond een roep om het herinvoeren van het traditionele rekenen. Dit leidde tot veel onrust onder de leraren in het basisonderwijs. De discussie leverde zo veel bagger op, men reageerde zo negatief – vanuit de onderbuik – dat we dit hebben opgegeven.’


Daarom hebben jullie het boek geschreven.
‘

Ja, we zouden bijna vergeten hoe leuk het vak is, hoeveel plezier je er aan kunt beleven. De essentie is dat het heel belangrijk is dat je bij het rekenen nadenkt: waarom klopt dit? Zijn er alternatieven? Moet ik schatten of cijferen? Of pak ik de rekenmachine? Dat is de boodschap die wij geven. Elk hoofdstuk eindigt met een rekendenkvraagstukje. Door dat boek te schrijven wilden we het plezier in het vak terug brengen en die discussie achter ons laten.’
 
Wanneer komt je volgende dichtbundel uit?
‘Het dichten staat even op een laag pitje, maar het wordt inderdaad hoog tijd dat er in mijn leven weer wat meer balans komt tussen rekenen en taal.’

CV
 


-1970-1976 VWO-B Bonifatiuscollege Utrecht
1976-1981 Stichting Opleiding Leraren Utrecht


1981-1992 Docent wiskunde en Nederlands aan Mavo ter Eem Amersfoort


1992-heden Docent rekenen/wiskunde en didactiek Hogeschool Domstad (nu onderdeel van de HU)


1981-1985 Nederlandse Taal- en Letterkunde Universiteit Utrecht


1999 Promotie aan de Universiteit Utrecht over Nederlandstalige rekenboeken uit de 15e en 16e eeuw
 


2007 Lid van de Commissie Meijerink die in 2007 advies uitbracht over ‘doorlopende leerlijnen’ aan de minister van Onderwijs


2009 Lid van de rekencommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen


2009-heden Projectleider van de Nationale Oefenimpuls (zOEFi) van het Freudenthal Instituut. Opdracht: laat kinderen van 4 tot en met 14 jaar dagelijks tien minuten de basis van het rekenen oefenen. www.fi.uu.nl/zoefi


 

1990 Autowrak en opklapbed, bundel light verses


1993 Python in de plantenbak, bundel light verses


1999 Die conste vanden getale, studie over Nederlandse rekenboeken uit de 15e en 16e eeuw


2000 Wis- en natuurlyriek, bundel met gedichten samen met Drs. P


2004 De cijfferinghe, heruitgave van rekenboek van Willem Bartjens uit 1604


2004 Rondje rekenliedjes, cd met rekenliedjes voor groep 3


2007 Rondje rekenliedjes, cd met rekenliedjes voor groep 4

2009 Rekenen is leuker dan/als je denkt, samen met Ed de Moor

Uitgerekend

‘Tijd is geld’, zo sprak de ober
en dat was voor ons een strop,
want hij telde toen de datum
vlotjes bij de nota op.

Marjolein Kool