Achtergrond

Van Rups naar Olympos

Het Olympos sportcomplex is een prachtig sportcentrum. Daar hebben de Utrechtse studenten lang op moeten wachten. Veel plannen sneuvelden. Ze moesten het doen met de Rups-opblaashallen. Die waren altijd gehorig en vaak te koud of te warm.

Van Rups naar Olympos
‘In een koude winter vroren je sokken soms vast aan de vloer’, herinnert oud-sportinstructeur Irene Jansen haar lessen in de opblaashallen. In de zomer daarentegen kon de temperatuur flink oplopen. ‘Bij zo’n 40 à 45 graden, vond ik het onverantwoord om binnen te trainen. De steps en gewichten namen we mee naar buiten voor een de conditieles op het grasveld.’
De opblaaskoepels hebben ook nog een ander probleem. Jansen: ‘Doordat de hal een rond dak had kon je me aan de andere kant van de zaal horen fluisteren, maar de persoon recht voor me verstond me niet.’

Tijdelijke voorziening
De eerste sportaccommodatie in De Uithof start begin jaren zestig. Veel geld heeft de universiteit er niet voor over. Een deel van de sportvelden wordt overdekt door een opblaaskoepel, in de volksmond de Rups genaamd. Zo ontstaan er twee overdekte hallen en later wordt er nog een derde bijgebouwd. De opblaashallen zijn bedoeld als tijdelijke voorziening, maar uiteindelijk blijkt dat de accommodatie veel langer mee moet.

Wegbezuinigd
Nieuwbouwplannen komen er al snel, maar de uitvoering laat lang op zich wachten. Geldgebrek en politiek spelen daarbij een grote rol. ‘Ik heb wel drie of vier ontwerpen voorbij zien komen. Die komen er allemaal niet door heen. De eisen worden aangescherpt en sommige ontwerpen blijken onhaalbaar’, zegt Hans Harthoorn, oud hoofd sport. Zo worden de bijna afgeronde plannen in 1977 wegbezuinigd door het eerste kabinet van Dries van Agt.

Nieuw complex
Het zal nog lang duren voor het sportcentrum er komt. In 1985 probeert minister Deetman de studentensport af te schaffen. Roeland Geertzen, oud directeur van het sportcentrum, blijft vechten voor een Utrechtse sportaccommodatie. Hij betrekt studenten bij een werkgroep om de zaak sterker te maken. Uiteindelijk met succes.
Het nieuwe complex opent de deuren in 1996. De studentensportverenigingen, die hun onderkomen hadden over zalen in de hele stad, kunnen nu op één plek terecht. Het beheer van het sportcomplex is vanaf dat moment ondergebracht bij de aparte stichting Mesa Cosa. De stichting krijgt geld van de universiteit en hogeschool.

Serieverkrachter
Grootste probleem in het begin is om van Olympos een bruisend sportcentrum te maken. Zo ligt De Uithof buiten de stad en is er ’s avonds nog niet veel leven. Dat maakt het voor studenten een hele tocht naar het sportcentrum. ‘In die tijd was ook net de serieverkrachter actief en dat schrikte veel studentes af’, zegt sportinstructeur Jansen. Daardoor komt er een pendelbusje en een heuse fietspoolplaats bij het sportcentrum. Die nog altijd bestaat.

Klimmuur
Een ander probleem is de ruimte. Al snel vinden verenigingen dat er een tekort aan velden is. Bovendien zou de stichting meer oog hebben voor commerciële activiteiten. Dat is nog altijd een thema, nu op een deel van de sportvelden een Transferium zal verrijzen en de vervangende velden op het terrein van de Botanische tuin zijn onvoldoende. De rugby’ers en voetballers overwegen te vertrekken. Daar staat tegenover dat op de parkeergarage een indrukwekkende klimmuur komt.

Relatief duur
Universiteit en hogeschool zijn volgens de studenten ‘schraperig’ als het gaat om sportvoorzieningen. De Utrechtse student betaalt een relatief hoge prijs voor de sportkaart. Toch is het aantal sporters de laatste jaren sterk gestegen naar 9000. Maar dat succes kost nu eenmaal geld. Directeur Jules Vereecken: ‘Elke sporter kost meer dan het oplevert. Het goedkoopste sportcomplex is een dicht sportcomplex.’