Vandaag heb ik een baaldag. Het is me veel te koud voor april – het snééuwt buiten – en ik heb geen zin in studeren. Om te kappen met balen, besluit ik om iets te gaan doen. Na enige overweging wordt dat zwemmen in de zee.
Hup, ik trek mijn bikini aan. Hup, joggingsbroek erover. Ooit zag ik een meme waarop een plaatje van een joggingsbroek stond met de tekst: Designed for exercise. Used for the exact opposite. Vandaag moet daar maar eens verandering in komen.
Aangekleed en wel sluit ik de Haagse voordeur achter me. Nog één keer kijk ik om: mam staat hoofdschuddend achter het raam. Binnen brandt de open haard. Buiten begint het te hagelen. Niet nadenken, rénnen! De straat over, de duinen in. Na een paar minuten heb ik zicht over het woeste landschap. De lucht is donkergrijs, de wolken razen voorbij en het duingras staat door de snoeiharde wind horizontaal. Ik ren door, richting de strandopgang, recht tegen de zandstralen in. Met ogen dicht ploeter ik voort, tot ik mijn sportschoenen in het zand voel zakken en ik op het strand ben beland.
Daar is de zee. Ze torent boven de horizon uit. Ze schuimt zo ver ik kan kijken en ze maakt lawaai waar alleen de wind nog iets aan toe te voegen heeft. De golven zijn gigantisch en slaan ongetemd alle kanten op.
Ik durf nog niet. Dus ik ren door. Normaal ben ik na zo lang hardlopen wel warm, maar vandaag kaapt de wind ieder hittevonkje weg van mijn lijf. Tien minuten later zet ik mijn verstand uit en mijn roekeloosheid aan. Hup, windstopper uit. Hup, joggingbroek uit. In mijn ooghoek zie ik een ingepakt, wandelend stel verbaasd opkijken. ‘Zwemmen? Het sneeuwde net!’
Rénnen! Het is eb, de zee is ver, maar steeds sneller komt ze dichterbij. De spetters spatten op, het schuim likt aan mijn voeten en plots ben ik diep genoeg om erin te duiken.
Snakkend naar lucht kom ik boven. Die lucht kan mijn longen niet in; alles is dichtgeklapt. Ik hijg in korte stoten. Nog steeds kan ik niet goed inademen, zó ongelooflijk koud is het water. ‘Kijk om je heen, Noah, de zon breekt door’, zegt een stem in mijn hoofd. Die stem heeft gelijk, het is prachtig. Ik sta te midden van de deinende groengrijze massa. De zon reflecteert in de krachtige golven, het schuimt stuift de lucht in en vliegt met de wind mee. En ik ga weer met de schuimvlokken mee, rennend, door het kniediepe water richting het strand.
Het is zo ijzig dat ik het warm krijg en weer kan inademen. Alle cellen in mijn lichaam tintelen. Ik sta weer áán. En ik voel me fantastisch.
Ook interessant: Twee keer goed nieuws voor Marijke. ‘Laten we hopen dat dit geen 1-aprilgrap is’