Vier jaar zitten ze er al. De collega’s van de STERKplaats. Wat hebben ze afgelopen jaren bereikt? En waar zijn ze nog steeds tamelijk gefrustreerd over? We spreken Douwe, Melvin en Rosa, Sebastiaan.
Een ruimte die je misschien niet gelijk was opgevallen, op PL101, aan het einde van de gang ter hoogte van de koffiemachine. Er gebeurt hier van alles en aan hartstocht en kennis ontbreekt het niet. Alleen die naamsbekendheid wil nog niet zo lukken. En dat is niet het enige.
Sebastiaan Fokke werkt al vanaf het begin als coach bij de zogenaamde STERK-plaats aan de HU. Dat is – kort gezegd – een opleiding waar verstandelijk gehandicapten een opleiding kunnen volgen tot ervaringsdeskundige. Douwe, Melvin en Rosa zijn er, sinds 2021, studenten.
Wat doen jullie precies binnen de HU?
Fokke: ‘We leiden onze eigen studenten op tot ervaringsdeskundigen die als co-docenten kunnen worden ingezet. We willen ze ook gespreksvaardigheden bijbrengen en het vertrouwen hun mening te verkondigen.
Douwe: ‘En we helpen HU-studenten in de praktijk op te leiden. Bijvoorbeeld door over een specifieke beperking te vertellen, zoals ADHD, NAH (Niet-Aangeboren Hersenletsel red.), of een laag IQ.
Sebastiaan: ‘Dat kan gaan over digitale toegankelijkheid en taalgebruik. We helpen met het begrijpelijker maken van teksten. Op dit moment weten vooral de docenten van SJD, Communicatie en Paramedische studies ons daarvoor te vinden. En buiten de HU helpen we bijvoorbeeld de gemeente en de NS om hun communicatie toegankelijker te maken voor mensen met een beperking.’
Vier jaar Sterkplaats
In 2021 ontstonden de Sterk-plaatsen in het onderwijs. En ze hadden een missie. Mensen met een beperking moesten interessanter werk krijgen en meer te zeggen krijgen in de maatschappij. Dat er mét ze zou worden gepraat in plaats van óver ze. Daarvoor was het nodig dat ze niet weg werden gestopt.
Vier jaar geleden al was Fokke dagelijks in gesprek met de gemeente, met zorginstellingen en met mensen uit het onderwijs. Hij wilde gelijke kansen voor ze. ‘Het werk wat ze nu kunnen doen is – grof gezegd – harken, schroefjes aandraaien of borden afwassen. Hun potentie wordt niet benut’, vertelde hij destijds aan Trajectum.
‘Kom bij ons langs op Padualaan 101, maak een afspraak en leer ons kennen’, was destijds zijn uitnodiging. ‘Er zijn in Nederland naar schatting 400.000 mensen met een beperking. Bij ons kun je leren waar we goed in zijn en waarmee je ons het beste helpt.’
Wat heb je de afgelopen 4 jaar bereikt?
Fokke: ‘Onze naamsbekendheid is wat beter. Tegelijk zouden we zó graag willen dat nóg meer mensen van ons weten en dat het contact zou blijven, ook nadat een schoolopdracht is afgerond.’
Douwe knikt: ‘Ja, dat ze niet alleen iets komen halen voor een opdracht en we ze daarna niet meer spreken.’
Fokke: ‘Veel docenten komen na de samenwerking helemaal niet meer langs en dat vind ik jammer. Ook zouden we graag zien dat meer mensen met een beperking bij het beleid maken van de HU betrokken werden. Er is de afgelopen vier jaar al veel meer aandacht voor ons gekomen. We zijn als groep gegroeid in aantallen, we zijn uitgegroeid van een groepje van zes naar een groep van acht, er is aandacht vanuit de media (Trajectum, red.) geweest. Er is aandacht van andere opleidingen bijgekomen, bijvoorbeeld Communicatie. We hebben stagiaires gekregen en studenten die hun afstudeeronderzoek bij ons kwamen afronden. Maar het is niet genoeg, we zouden dat graag nog meer zien.’
Melvin: ‘Het werk tot nu toe heeft mijzelf al veel gebracht. Ik ben co-docent geweest en heb studenten adviezen gegeven over omgang met verstandelijk beperkten. Het heeft me meer zelfvertrouwen gegeven. Elke docent hier op de gang kent ons bijna.’
Niet altijd begrepen
Wat zijn de misvattingen over jullie?
Douwe: ‘Ik ben aan de linkerkant verlamd. Mensen gaan er vanuit dat ik dingen niet zelfstandig kan. Zoals hoe binnen klassieke dagbesteding de focus ligt op een ander type werk als dat we hier doen. Hier geven we les, bijvoorbeeld. Maar we blijven aan de ene kant overschat worden en aan de andere kant juist onderschat.’
Douwe legt uit: ‘Ik kan het zelf, maar ik moet bij een lopend buffet wel de tijd krijgen om mijn bord op te scheppen. Maar dan willen ze me helpen tillen en dat hoeft juist niet. Die kracht heb ik heus zelf wel.’
Ook op het gebied van de politiek voelt Douwe zich niet altijd begrepen. ‘Er zijn wel twaalf partijen, dus waar moet ik op stemmen? Een programma is vijftig kantjes in niet-begrijpelijk taal. Ik wil weten op wat voor persoon ik stem. We bestaan helemaal niet in Den Haag. Dat merk ik aan de bezuinigingen op gehandicaptenzorg van 157 miljoen. Ook in hun statements houden politici te weinig rekening met ons. En we zijn heus niet de enige groep die baat heeft bij begrijpelijk taalgebruik.’
Melvin knikt: ‘Je kunt zeggen van Wilders en de PVV wat je wil, maar één A4’tje is ideaal en overzichtelijk als partijprogramma. Het wordt anders veel te wollig.’
Behoefte aan gelijkwaardigheid
Wat voor type contact zouden jullie meer binnen de HU willen hebben?
Douwe: ‘Het informele contact. En het gevoel van wederkerigheid en niet dat we alleen een dienst leveren en daarna studenten of medewerkers nooit meer spreken. Ik hoef niet met iedereen vrienden te worden. Maar ik heb vandaag met een student wat gedronken in een Science Café. Dan zijn we gewoon twee collega’s en dan verdwijnt werk op de achtergrond. Dan is het helemaal niet meer spannend om iemand met een beperking te ontmoeten.’ Ik probeer dat vaker te doen door, maar mensen hebben weinig tijd.’
Fokke: ‘We zijn te gast op de hogeschool. Maar je hebt het VN-verdrag Handicap, en sociaal werkers moeten ook daaruit handelen. Door ook te kijken hoe ze mensen daarin kunnen ondersteunen. Door het bevorderen van zelfstandigheid en het verbeteren van toegankelijkheid in gebouwen.’
Fokke: ‘Als ik terugkijk op mijn carrière heb ik ook nieuwe inzichten gekregen in hoe je dingen moet aanpakken. Ik nam vroeger te veel zelf de regie over in plaats van dat ik die bij de ander stimuleerde. Ook ben ik beter op mijn taal gaan letten, dat die inclusiever is. Ik praat nu op een manier waarin ik rekening houd met hoe het overkomt op mensen met een beperking. Door bijvoorbeeld te praten over mensen met een “beperking” in plaats van “handicap”.’
Douwe: ‘Men maakt het ons nu te moeilijk. We zouden binnen vijf seconden contact kunnen leggen met elkaar. Ook de gelijkwaardigheid is belangrijk: net als bij een leidinggevende, moet je niet boven of onder mensen gaan staan. Binnen deze organisatie staan mensen ‘vooral naast elkaar en worden we meegenomen in beslissingen’.
Putten jullie ook inspiratie uit andere organisaties of landen?
Sebastiaan: ‘Toevallig zijn we onlangs naar een congres geweest van soortgelijke organisaties in Tsjechië, waar ook Portugal en Italië aansloten. In Italië is er bijvoorbeeld minder of geen speciaal onderwijs.’
Goed bedoelde ‘complimenten’
Wat zouden jullie prettig vinden?
Douwe: ‘Er was een docent die tegen mij riep: “Je ouders zullen wel trots op je zijn”, na een presentatie. Dat is misschien goed bedoeld, maar zou hij ook niet tegen een andere student gezegd hebben. Ik hoor ook vaak “Jij bent zo uniek en zo prachtig”, maar dat vind ik dus ook niet prettig.’
Rosa: ‘Er was onlangs een speech van iemand die opkomt voor de rechten van mensen met een handicap in de Tweede Kamer. Zij zei: “Ik sta hier niet om te inspireren”. Vervolgens was de eerste reactie van iemand uit de Kamer: “Ik vind het zo inspirerend dat je hier staat”. Het is als een compliment bedoeld, maar het is een belediging, Hij had moeten zeggen: een vorm van toxic positivity.’
Rosa wil niet inspirerend zijn. ‘Ik wil verandering brengen. Ooit zei iemand: “Oh, ik heb zo’n zwak voor iemand met een verstandelijke beperking.” Maar ik wil niet dat ik of anderen als zielig of slachtoffer worden gezien, of in het taalgebruik zo worden aangeduid. Ook het stigma over intelligentie en IQ vind ik stom, alsof ik of anderen niet slim kunnen zijn. Ik ben slim omdat ik een grote woordenschat heb en goed Engels spreek. Verder ga ik graag met jullie in discussie over waarom ik slim ben.’