‘Ze is nog even koffie halen, maar de bonen zijn op.’ Marian van Gend kijkt me vrolijk aan, vanaf mijn scherm. Ze informeert hoe het met me gaat. Dan schuift Marjan van de Hoef aan, wilde bos blond haar, net zo’n guitige blik. Ze zitten vaker samen te werken deze weken. Goede collega’s, hetzelfde gevoel voor humor en al twaalf jaar dezelfde baan. Afgelopen maanden moest alles in het rooster op de schop. En de veranderingen zijn nog niet afgelopen.
Hoe gaat het met jullie?
Van Gend: ‘Het gaat goed. We zijn gezond gelukkig, niemand in onze omgeving heeft corona.
Van de Hoef: ‘In het begin was ik voorzichtig, door onwetendheid. Ik had bij wijze van spreken het gevoel dat ik op elke hoek van de straat dat virus kon oplopen. Nu ben ik relaxter.’
Van Gend: ‘Ja, maar ik hou toch afstand, uit respect voor de ander.’
Ze gniffelen. ‘We zitten nu wel erg dicht bij elkaar hè? Maar ja, dat scheelt ook weer zo’n fotootje op Teams. We passen er met z’n tweeën op.’
Wat hebben jullie de afgelopen maanden gedaan?
VG: ‘Toen de lockdown begon, waren we bezig met de deadline voor het roosteren van blok D, terwijl we al wisten dat het niet meer gebruikt zou worden. Dat was raar. Maar toen alle lessen digitaal werden veranderde er niet eens zoveel.’
VdH: ‘Nou…’
VG: ‘Ja, zij roostert veel praktijkonderwijs. Dat werd wel anders inderdaad.’
VdH: ‘De praktijkcolleges werden afgelast, terwijl ze vaak samenhingen met de werkcolleges. We moesten alle lessen ad hoc aanpassen. Dan werd er ineens een college uit een ander blok naar voren geschoven, ik kreeg mailtjes van verschillende docenten en het was chaos. Na twee weken kwam er een centraal document waarin alle veranderingen kwamen te staan. Dat was handiger.’
VG: ‘Blok D zit vol feestdagen en het is een gepuzzel om dan iedereen in de lokalen te krijgen in de overige dagen. Nu hadden we dat voor niets gedaan. Maar ik kreeg vooral stress van de evenementen. Diplomauitreikingen, open dagen, matching. Niks ging meer door, maar collega’s vroegen nog wel om extra ruimte.’
Dat ging dan in een apart mapje tot je wist wat je moest antwoorden?
VG: ‘Ja zoiets. Goede tekst trouwens, haha.’
Waar zijn jullie op dit moment mee bezig?
VdH: ‘We hebben het nu gigantisch druk. “Fysieke” tentamens zijn ingeroosterd en practica gaan vanaf 15 juni van start, in kleine groepjes. We zijn bezig met de voorbereidingen voor periode A. Lastig. Je wil het practicum vaak combineren met college, maar als het één op school is en het ander thuis, moet je ze de tijd geven om eerst naar huis te reizen. De studenten mogen niet reizen in de spits, alleen maar ‘s ochtends, midden op de dag of vanaf acht uur ‘s avonds. Bovendien mogen ze maar één keer per dag op en neer en mogen ze niet gaan “rondzwerven” op De Uithof. Ze zullen toch moeten eten, op een gegeven moment.’
VG: ‘Die maatregel van het OV is gek. Je creëert een nieuwe bubs die hier straks om 11 uur aankomt, vergelijkbaar met de spits.’
VdH: ‘Ze zouden beter verschillende tijden kunnen hanteren tussen de hogeschool en de universiteit of bijvoorbeeld per gebouw, om zo de drukte te spreiden. Maar goed, daar hebben ze vast wel over nagedacht.’
VG: ‘Het is moeilijk roosteren. Waarschijnlijk weten we eind augustus, vlak voor de deadline, pas wat er in september mogelijk zal zijn. De kans is groot dat in blok A sommige kleinere opleidingen nog helemaal niet op school zullen komen.’
Zijn de beleidsmakers zich voldoende bewust van jullie puzzel?
VG: ‘Ja, dat wel. Het is ingewikkeld. We vragen ons natuurlijk allemaal af of ze zo strikt hadden moeten zijn, maar dat is achteraf praten.’
VdH: ‘Ik ben blij dat we alvast beginnen, dat we kunnen zien hoe het uitpakt met deze kleine groepjes. Of het werkt om de ramen open te zetten, om ze in hetzelfde gebouw te houden, dat soort dingen. Docenten verzinnen creatieve dingen nu. In tweetallen aan een machine in het lab bijvoorbeeld, terwijl één van de twee dan thuis zit, met de webcam.’
VG: ‘Ik vind het wel zonde voor de eerstejaars. Een opleiding beginnen terwijl je voor de helft thuis zit, ik hoop niet dat ze te veel digitaal onderwijs zullen krijgen.’
VdH: ‘Voor mezelf vind ik het ook ongezellig. Normaal gesproken loop je rond op de afdeling en als je tegen problemen aanloopt, bespreek je het meteen met een collega.’
VG: ‘Ja, je weet wat er speelt bij collega’s en vraagt ernaar bij het koffiezetapparaat. Je gaat daar nu niet speciaal voor bellen. We mogen straks één keer per week naar De Uithof komen. We weten nog niet of we dan bij de roosteraars gaan zitten of bij de collega’s van de opleiding. Dat is gek. En een beetje verdrietig.’
Voelen jullie je voldoende gehoord, als roosteraars?
VdH: ‘Ja, we hebben iedere maandagochtend weekstart. Daar zitten dertig roosteraars in, we mogen allemaal vragen stellen en krijgen het laatste nieuws. Hij duurt een stuk korter tegenwoordig, want we kletsen veel minder, haha. Al met al vergaderen we nog steeds veel.’
VG: ‘Ze schieten alles er gemakkelijker in. Gisteren van half negen tot half drie en je blijft maar op je stoel zitten de hele dag.’
Merken jullie al wat van het thuiswerken? Zijn collega’s nog fit?
VdH: ‘Er is niet meer verzuim dan eerst.’
VG: ‘Maar het is wel lastiger scheiden, werk en privé. De verleiding is groot om langer door te gaan en op vrije dagen te werken.’ (Telefoon gaat – ‘Mag ik even mijn dochter nemen? “Je hockeyballen? Ja, die liggen nog in de auto – sorry schat.”)
VdH: ‘De reistijd is ook zo kort.’
VG: ‘Van boven naar beneden.’ (proest het uit)
VdH: ‘Ik stond vroeger om kwart voor zes op om de file voor te zijn. De wekker gaat nu later: heerlijk. De koffie is ook dichterbij.’
Bewegen jullie nog genoeg?
VdH: ‘Ik doe mijn best.’
VG: ‘We krijgen straks allemaal coronabuikjes.’
Jullie roosteren vanaf aanstaande maandag vijftien procent van de studenten in het gebouw in. Hoe?
VG: ‘Dat weten we nog niet. ik weet ook niet hoe ze het gaan monitoren.’
VdH: ‘Er komt vast telpolitie, met een klikapparaat.’
VG: ‘Haha.
Over twee maanden nog eens praten?
Beide: ‘Ja. Goed plan.’
Ook interssant: Roosteren met veel minder lokalen. Wat vinden de roosteraars daarvan?