De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen eerde dinsdag de Amsterdamse arts en antropobioloog Arie de Froe (1907-1992). In de Tweede Wereldoorlog vervalste hij onderzoeksgegevens om joden voor deportatie te behoeden.
Hoogleraar antropobiologie en menselijke erfelijkheidsleer De Froe vervalste erfbiologische attesten van joden om aan te tonen dat ze volgens de criteria van de bezetter niet volledig joods waren. Op die manier hoopte hij hen te behoeden voor deportatie, wat soms ook lukte.
De Froe, die van 1972 tot 1976 rector magnificus was van de Universiteit van Amsterdam, schreef ook een rapport waarin hij op basis van lichaamskenmerken aantoonde dat Portugese (sefardische) joden niet behoorden tot het joodse ‘ras’ en dus als groep geheel buiten schot zouden moeten blijven. Dat rapport zorgde ervoor dat 308 Portugese joden langdurig ontkwamen aan transport naar de vernietigingskampen. Uiteindelijk werden ze alsnog vermoord in Auschwitz.
Het symposium dat de KNAW afgelopen dinsdag ter ere van De Froe organiseerde, ging over de vraag in hoeverre het schenden van wetenschappelijke integriteit te rechtvaardigen is met een beroep op een hoger doel: de menselijke integriteit. De vier ochtendsprekers (historicus Jaap Cohen, emeritus hoogleraar migratierecht Hans Ulrich Jessurun d’Oliveira, emeritus hoogleraar culturele antropologie André Köbben en antropobioloog Machteld Roede) prezen De Froe voor zijn moed, maar maakten ook duidelijk dat hij een kind van zijn tijd was. Hij zag zijn rapport over sefardische joden niet als een vervalsing, maar als vrucht van reële wetenschappelijke inzichten. Dat leidde tot discussie over de vraag of De Froe hiermee asjkenazische joden niet in de kou had laten staan, maar de conclusie was dat zij hoe dan ook reddeloos waren geweest.
Rassen bestonden in de ogen van De Froe, maar dat was in die dagen een algemeen geaccepteerde wetenschappelijke opvatting. De Froe verfoeide echter het indelen van rassen in superieur en inferieur zoals de nazi’s deden. Bij de attesten, die hij opstelde in samenwerking met de hersenonderzoeker Cornelius Ariëns Kappers, deed hij wél opzettelijk de waarheid geweld aan. Hij maakte bijvoorbeeld aannemelijk dat iemand kind was uit een buitenechtelijke relatie van de moeder met een niet-jood, terwijl dit een verzinsel was.
In de middagvoordrachten werd het thema belicht aan de hand van vragen waarvoor onderzoekers in vredestijd kunnen komen te staan. Paleoklimatoloog Appy Sluijs van de Universiteit Utrecht schetste de discussies die ontstonden over het IPCC-klimaatrapport, waarbij onderzoekers in de verdachtenhoek werden geplaatst als brengers van een politieke in plaats van een wetenschappelijke boodschap.
Bart Jacobs, hoogleraar veiligheid en correctheid van software aan de Radboud Universiteit Nijmegen, deed uit de doeken in welke gewetensnood hij kwam na de ontdekking van de gebreken van de chip in de OV-chipkaart van het bedrijf NPX. Moest hij daarover publiceren, terwijl dat zou leiden tot enorme schade voor het betrokken bedrijf of het voor zich houden? Hij concludeerde dat de waarheid naar buiten brengen uiteindelijk toch het beste is, omdat niemand gebaat is bij schijnveiligheid, en ging in overleg met het universiteitsbestuur over tot ‘responsible disclosure’: hij vertelde het bedrijf het slechte nieuws en wachtte een half jaar met publiceren zodat NPX maatregelen kon nemen.
Het symposium werd afgesloten door de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan. Hij vroeg zich af of het niet gekunsteld was om het eren van De Froe te verbinden met de actuele discussie over wetenschappelijke integriteit. De Froe verdient volgens de burgemeester hoe dan ook een monument. In de ogen van Van der Laan was de koppeling uit emotie geboren en toont deze vooral dat de Nederlandse wetenschap worstelt met zichzelf na de schandalen van het afgelopen jaar. Als een goed burgervader sprak hij de wetenschappelijke burger moed in: 'Uw bolwerk is aan de beurt. Aanvaard dat en zorg dat u weer wordt wat u een paar honderd jaar was: betrouwbaar!'