Staatssecretaris Zijlstra wil kijken of instellingen die goed presteren beloond kunnen worden ten koste van instellingen waarvan de prestaties achterblijven. Hij denkt aan een ‘bonus-malusprincipe’.
Zijlstra gaat jaarlijks 370 miljoen euro bezuinigen op het hoger onderwijs en investeert een deel van het geld in de kwaliteit van het onderwijs. Voor de verdeling van het geld over de instellingen denkt hij aan criteria als het aantal contacturen, het opleidingsniveau van docenten, het aantal studenten dat ‘meer dan het reguliere programma volgt’ en het aantal excellente opleidingen van een hogeschool of universiteit.
De staatssecretaris was altijd al een voorstander van ‘kwaliteitsbekostiging’. In juni worden de huidige afspraken met instellingen geëvalueerd. Op basis daarvan zal hij besluiten hoe hij de instellingen precies gaat afrekenen.