Het toezicht op het hoger onderwijs is al op een aantal punten aangescherpt, maar staatssecretaris van onderwijs Halbe Zijlstra is nog niet helemaal tevreden. Hij wil meer te zeggen krijgen over bijzondere universiteiten en hogescholen.
In een beleidsreactie op de tussenrapportage van het inspectie-onderzoek naar alternatieve afstudeertrajecten in het hoger onderwijs schrijft hij dat hij zich ‘ernstige zorgen maakt over het op korte termijn weer op orde brengen van de kwaliteit van het onderwijs bij Inholland’.
Aanleiding voor zijn zorgen zijn berichten over de ontslagvergoeding van opgestapt bestuursvoorzitter Dales van Inholland en het vooronderzoek van de onderwijsinspectie naar declaraties door het college van bestuur. Volgens Zijlstra moet de onderwijskwaliteit zo snel mogelijk weer gewaarborgd zijn, zodat de huidige studenten ‘zo min mogelijk hinder ondervinden van de problemen’.
Recente wijzigingen in de Wet op het hoger onderwijs kunnen daarbij van pas komen, zoals de versterking van de positie van examencommissies en de nieuwe bevoegdheid van de minister om accreditaties tussentijds in te trekken. Toch ziet de staatssecretaris ‘aanleiding voor nadere bezinning op het functioneren van de "checks and balances" in het stelsel’ en het bewaken van de onderwijskwaliteit.
Als het gaat om de raden van toezicht van onderwijsinstellingen schrijft Zijlstra bijvoorbeeld dat zij ‘een eigenstandige bevoegdheid hebben’, maar wanneer er sprake is van ‘gerede twijfel over de bestuurbaarheid van de instelling dan zou de overheid de bevoegdheid moeten hebben om in te grijpen’. Bij wantoestanden wil hij de raad van toezicht van een instelling naar huis kunnen sturen. Dat kan tot nog toe alleen bij de tien openbare universiteiten (WHW, artikel 9.7 lid 2) en in het hbo zelfs alleen bij Van Hall-Larenstein, de enige niet ‘bijzondere’ hogeschool.
In hoeverre het voornemen van Zijlstra botst met de vrijheid van onderwijs is onduidelijk. De staatssecretaris zegt er voorlopig niets over, hij komt pas in april met ‘nadere voorstellen’. Een voorzichtige woordvoerder van het ministerie van onderwijs wil ook geen verdere toelichting geven en verwijst terug naar de beleidsreactie.