Achtergrond

Zussen en zo

De moeder van Maartje Meuwissen (25) attendeerde haar dochter op een foto van
Emi Stikkelman (26) in de krant. ‘Dat zou wel eens familie kunnen zijn’,
opperde ze. Beiden zijn kinderen van een spermadonor en besloten na een eerste ontmoeting
tot een DNA-onderzoek. En inderdaad: Emi en Maartje hebben dezelfde biologische
vader en zijn dus halfzussen.

Emi: ‘Tijdens onze eerste afspraak dacht ik meteen: ik ken jou ergens van.
Ik weet niet of we elkaar eerder ontmoet hebben of dat ik de genen herkende.
Maar het is goed mogelijk dat we elkaar al eens tegen zijn gekomen want we
kennen een aantal dezelfde personen.’
Maartje: ‘Ik heb als voorzitter van
studentenvereniging Biton in 2006 de jaaropening meegemaakt op Hogeschool
Utrecht.’
Emi: ‘Ja, daar was ik ook. Misschien
heb ik je daar wel gezien. We zijn allebei in 2004 in Utrecht gaan wonen en
studeren. We kennen een aantal dezelfde mensen. Bizar.’

JEUGD
Emi: ‘Ik ben alleen met mijn moeder
opgegroeid. We waren met z’n tweeën, er is nooit een vaderfiguur geweest. Toen
ik drie was, besefte ik dat wij
anders waren dan de meeste gezinnen. Ik vroeg opeens: is mijn vader dood? Mijn
moeder had zo’n vraag wel ooit verwacht, maar niet zo vroeg. In de loop van de
tijd vertelde ze stukje bij beetje hoe het zat. Het besef dat er geen vader was
drong pas goed door toen ik van mijn vierde tot mijn zesde in een pleeggezin
woonde met een vader, moeder en drie pleegbroertjes. 
Daarna heeft mijn moeder weer de zorg voor mij op zich genomen. Op mijn
twaalfde vroeg ze mijn donorpaspoort op en later regelde ze een rondleiding in
de kliniek in Leiden. Ze begreep dat het voor mij belangrijk was en heeft mij
altijd gesteund in mijn zoektocht. Die openheid van haar waardeer ik zeer.’
Maartje: ‘Mijn moeder leerde mijn vader, de man die mij heeft
opgevoed, kennen toen ik net in de kliniek was
verwekt. Toen ik werd geboren was er dus een vader en ik heb hem altijd als
zodanig gezien. Maar ik
weet mijn hele leven
al dat ik een andere biologische vader heb. Toen ik heel jong was heeft mijn
moeder het uitgelegd aan de hand van het kerstverhaal.
Zij was Maria en er
was geen ‘normale’ vader. Ik kwam dus van God. Ik
schijn het prachtig te hebben gevonden. 
Ik weet niet beter dan dat ik een donorkind ben. Ik heb nooit een grote
behoefte gehad om op zoek te gaan naar
die donor.
De familie van beide kanten was er van op de hoogte, maar verder niet. Er zijn
nogal wat mensen die ik nu pas het hele verhaal vertel.’
Emi: ‘Net als mijn moeder ben ik er
naar buiten toe altijd heel open over geweest. Als je er zelf geen punt van
maakt dan doet de omgeving dat ook niet. Ik verkondigde op school dat ik
van
een donor was, daar werd nooit moeilijk over gedaan.
Ik ben er in mijn jeugd één keer mee gepest en die jongen heb ik het hele
sportveld achterna gezeten, toen was het over. Nu het via de media breed bekend
wordt, reageren mensen bij mij niet zo verbaasd als bij Maartje.’

MATCHES

Emi: ‘Mijn moeder vindt het leven
moeilijk. Ik herken dat niet aangezien ik erg optimistisch ben en een enorme
levensgenieter. Het is soms lastig om te zien waarin wij overeenstemmen… Wel
zijn we allebei creatief, open
minded en vindingrijk. Verder ben ik ondernemend, zelfstandig en doortastend, maar
of ik dat van mijn moeder heb of van mijn vader bleef tot nu toe onduidelijk.’
Maartje: ‘Ik heb veel met mijn
moeder gemeen. We hebben dezelfde stem en het figuur komt aardig overeen. Mijn
moeder is wethouder in Bussum en zij vindt het politieke spel interessant.
Aspecten daarvan, zoals onderhandelen, boeien mij ook zeer. Daar staat
tegenover dat zij een hekel heeft aan boekhouden terwijl Emi en ik dat allebei
leuk vinden. We houden ervan om lijstjes te maken, dan kan je wel raden waar dat vandaan komt…’

Emi
: ‘Bepaalde
eigenschappen van Maartje, die haar moeder niet heeft, komen dus van onze donorvader
of heeft ze zelf ontwikkeld. Nu ik Maartje heb leren kennen en dingen zie die
wij gemeen hebben is het goed denkbaar dat die van hem afkomen.’


Emi: ‘In mijn donorpaspoort staat
dat hij student psychologie was, 1.80 meter, 70 kilo, bloedgroep O-positief,
donkerblond krullend haar en blauwe ogen. Maar het is niet duidelijk in
hoeverre we op deze informatie kunnen vertrouwen, aangezien de klinieken hier
niet open over zijn en we veel tegenstrijdige berichten te horen krijgen.’
Maartje: ‘Emi en ik bespreken
kenmerken van ons en
met de overeenkomsten maken we een plaatje van de
donor. We hebben allebei relatief lange en slanke
vingers, dik haar met slagen erin, lichte ogen, een grijns van oor tot oor en als
we lachen zijn onze ogen van die dunne halve maantjes.’
Emi: ‘Toen ik die halve maanoogjes
bij jou zag dacht ik dat de donor dat ook wel zou moeten hebben.’
Maartje: ‘We zijn allebei heel
direct en nuchter. We hebben niet zo snel last van gêne, beschikken over een
flinke dosis humor en een gezonde zelfrelativering.’
Emi: ‘We zijn serieus en gedreven
bezig met onze bedrijven, werk en studie maar besteden ook veel tijd
aan vrienden en familie.’

Maartje: ‘We zijn allebei
gezegend met een goed stel hersenen die we graag gebruiken en hebben vaak een zakelijke benadering van dingen.’
Emi: ‘We verwachten niet dat onze
donor een erg laag IQ heeft. En er is grote kans dat hij ondernemer is
aangezien wij beiden een eigen bedrijf hebben en dit niet hebben meegekregen
vanuit onze opvoeding.’
Maartje: ‘We zijn ook eigenwijs, we geloven sterk in onze ideeën en
dat we die dan ook het beste zelf kunnen uitvoeren.’

NIEUWSGIERIG

Emi: ‘Ik ben altijd nieuwsgierig
geweest hoe mijn donor eruit ziet, wat voor werk hij doet en waarom hij donor
is geweest. Het ontbreken van die informatie zorgt voor een incompleet plaatje dat
ik graag compleet zou willen maken. Ik heb geaccepteerd dat ik dat niet
te weten zou komen en heb er altijd vrij luchtig over gedaan. Dat is de
veiligste optie. Als je er moeite mee hebt, wordt het een probleem. Want je
hebt niet de keuze om je donor te leren kennen. Pas de laatste twee maanden
durf ik toe te geven dat het me allemaal veel meer doet dan ik altijd heb
gedacht.’
Maartje: ‘Ik dacht van kleins af aan
dat het zoeken is naar een speld in een hooiberg. Ik steek die energie liever
in het opbouwen van
mijn leven. Ik ben
opgegroeid in een gezin met een vader, dus die behoefte was bij mij daarom wat
minder.’ 
Emi: ‘Op een gegeven moment zag ik
het programma Spoorloos op
televisie en toen dacht ik: als ik wil zoeken dan in een programma waar veel
mensen naar kijken, want dan heb je de grootste kans.’ 
Maartje: ‘Dat dacht ik vroeger ook: als
ik ga zoeken dan doe ik dat via Spoorloos.
Maar ik heb nooit actie ondernomen.’
Emi: ‘Dus deed ik tien jaar geleden
mee aan Spoorloos, ik was toen zestien. Daar kwamen
reacties op en er is een DNA-onderzoek geweest met een donor, maar hij bleek
niet mijn vader. Het klinkt misschien gek, maar dat maakte niet heel veel
indruk. Ik had me erop voorbereid dat er niets uit zou komen.’
Maartje: ‘Ik had me tot voor kort
niet aangemeld voor het programma Wie is
mijn vader?
, waar Emi aan meedoet. Maar nu dus wel. Emi heeft voor mij de
knoop doorgehakt. Haar zoektocht is voor haar belangrijk en nu dus ook voor
mij. We doen het hele circus samen.’


ONTMOETING
Maartje: ‘Mijn moeder belde me
maandagochtend 13 december op en wees me op het artikel over Emi in de Volkskrant. Ze zei dat Emi veel op
mij lijkt en ook een eigen bedrijf heeft. “Dat zou wel eens familie kunnen zijn”,
opperde ze. Ik bestudeerde de foto en herkende er wel iets in, maar ik kreeg de
vinger er niet opgelegd. Ik stuurde haar via LinkedIn een bericht: “Hé,  ik ben ook een
donorkind uit Leiden, zullen we koffie drinken?” Later die dag kwam het bericht:
“Ja, gezellig, doen we.”’
Emi: ‘Het stond me wel aan dat
Maartje zo direct vroeg om elkaar te ontmoeten. Dat zou ik zelf ook zo gedaan
hebben.’
Maartje: ‘We spraken om vijf uur ’s
middags af in café
ToqueToque op de Oudegracht.
We bestelden thee en
kozen dezelfde
smaak. Dat vonden we beide hilarisch. Toen was het
ijs gebroken en kletsten we aan één stuk door. Over onze gewoontes, wat voor
eten we lekker vinden, over vriendjes en wat we in ons leven hebben gedaan.
Daarna bleven we daar eten en borrelen tot een uur of elf in de avond.’
Emi: ‘We hebben gezegd dat we maar
eens een DNA-onderzoek moesten doen. De volgende dag bleek dat we, zonder het
van elkaar te weten, allebei contact hadden gelegd met het ziekenhuis.’
Maartje: ‘Een week na onze afspraak
zijn we samen naar het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen gegaan.’
Emi: ‘De dokter nam de tijd
voor ons en legde alles uit over het DNA-profiel, wanneer het wel een match is
en wanneer niet. Daarna namen ze bloed bij ons af en begon het lange wachten.
Normaal duurt de uitslag vijf werkdagen, maar vanwege de feestdagen duurde het
anderhalve week.’
Emi: ‘Of het spannend was? Ja,
ongelooflijk.’ 
Maartje: ‘We hebben elke dag ge-sms’t.’
Emi: ‘Of gebeld en gemaild.’
Maartje: ‘Ik ging ermee naar bed en
stond ermee op.’

DE UITSLAG
Maartje
: ‘We hadden met de arts afgesproken dat hij ons op een bepaald
tijdstip zou bellen met de uitslag, want we wilden het tegelijkertijd horen.’
Emi: ‘Toen de arts belde, hebben we de telefoon op de speaker
gezet.’
Maartje: ‘Toen zei hij: “Jullie zijn
onomstotelijk vastgesteld…”’
Emi: “‘… van dezelfde vader.”’
Maartje: ‘Ik heb alleen maar gegild.’
Emi: ‘En jij zat heel erg te
trillen.’
Maartje: ‘Ik had mezelf er op
voorbereid dat het niet zo zou zijn.’
Emi: ‘Ik had een grijns van oor tot
oor en die is de rest van de week niet meer weggegaan. We trokken een fles prosecco
open en sloegen aan het bellen. En staarden elkaar vol ongeloof aan.’
Maartje: ‘Want je zit opeens naast
iemand van wie je familie bent, dat
is zo raar.’
Emi: ‘Als je met broertjes en zussen
opgroeit is dat vanzelfsprekend. Ik kon me er van te voren geen voorstelling
van maken, maar het voelt heel goed, heel natuurlijk.’
Maartje: ‘Ik had nooit gedacht dat
iemand zo snel echt als familie kan voelen.’

Emi
: ‘Of we onze vader gaan vinden? Ik
denk van wel.’
Maartje: ‘Ik denk het ook.’
Emi: ‘Ik weet niet wat ik dan van
hem kan verwachten. Als het een enorm leuke vent is kunnen we elke maand uit
eten gaan, lang natafelen en de grootste lol met elkaar hebben. Misschien dat
we een band kunnen opbouwen. We verwachten in ieder geval niet dat zo iemand de
vader gaat spelen.’

CV
Maartje Meuwissen (25)
Geboren in 1985 in Naarden. Na de basisschool en het gymnasium reisde ze een
jaar door Engeland en Italië. Ze studeerde taal- en cultuurstudies
en bestuurs- en organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Ook is ze een jaar fulltime voorzitter geweest van
studentenvereniging Biton en volgde een minor journalistiek aan de HU. In 2008
start ze publiciteitsbureau
Punt 11 en
daarnaast volgt ze de master women’s studies aan de
UU.


CV
Emi Stikkelman (26)
Geboren in 1984 te Gouda. Na de basisschool enkele jaren op de Vrije School
gezeten. Daarna het reguliere gymnasium gevolgd en overgestapt naar het havo.
In 2004 opleiding sociaal juridische dienstverlening aan de HU begonnen.
Tijdens de studie een half jaar op reis geweest in Midden- en Zuid-Amerika.
Begin 2009 afgestudeerd. Een aantal maanden daarvoor begonnen als Coach
Bestuurlijke Participatie aan de HU en momenteel coördinator Studentzaken van
het Instituut voor Gebouwde Omgeving. Vorig jaar de bedrijfjes Emi Events en
Cube Coaching & Training opgezet.

Wie is mijn vader?
In
het RTL 4-programma Wie is mijn vader?
gaan donorkinderen op zoek naar hun biologische vader en halfbroers en -zussen.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van de nieuwste DNA-technieken. Volgens de omroep
zijn er in Nederland ongeveer 40.000 donorkinderen. Wie is mijn vader? wordt gepresenteerd door Irene Moors en staat
geprogrammeerd vanaf het voorjaar van 2011.
Het programma werkt samen met de Stichting Ambulante Fiom die afgelopen
december een DNA-databank heeft opgezet voor donoren en kinderen die via de
spermabank zijn verwekt. De databank wordt beheerd door het Canisius-Wilhelmina
Ziekenhuis in Nijmegen. Nieuwe DNA-profielen worden automatisch vergeleken met
de opgeslagen profielen. Bij een match worden de betrokkenen benaderd door een
maatschappelijk werkster van de Fiom. Contact is pas mogelijk als beide kanten
hiervoor instemmen. Benadrukt wordt dat het belangrijk is dat veel donoren en
donorkinderen hun DNA laten registreren, ook als bijvoorbeeld de donor geen
prijs stelt op contact met kinderen. Op die manier kunnen makkelijker
halfbroers en –zussen getraceerd worden.