Al jaren is het onderwerp van discussie aan de HU: de aanwezigheid in de lessen, als middel om studenten binnenboord te houden. Vlak voor de zomer werd een notitie over de aanwezigheidsplicht naar directeuren gestuurd, met het doel om het gesprek erover wat beter te kunnen voeren. Hij ging over de juridische beperkingen en hij behelsde vier tips voor docenten. Niet iedereen las hem. Wat stond erin en hoe zijn directeuren en docenten er vandaag mee bezig?
Een aanwezigheidsplicht wenselijk? Zeker wel, vinden er veel. ‘Je samen vervelen of hatelijke blikken uitwisselen schept immers ook een band’, merkte Merle in 2019 al op. ‘Omdat aanwezig zijn uiteindelijk wel bijdraagt aan een gevoel van verbondenheid met medestudenten. En het kan helpen je meer thuis te voelen op je opleiding’, vond ze.
Haar panelgenoot David was het niet met haar eens. Immers: als je zo onprofessioneel bent om niet naar de les te komen, verdien je dat diploma niet, vond hij. Docent Ernst-Jan Hamel stelde daarom een soort participatiecijfer voor. Dat was zes jaar geleden.
Probleem aan de HU
‘De HU heeft, méér dan andere hogescholen, met het probleem te maken dat studenten uitvallen in het eerste jaar. Bij sommige opleidingen valt de helft van de studenten uit vóór de kerstvakantie. Dat is desastreus voor de student en de opleiding zelf’ vertelde Rick Ikkersheim, een half jaar geleden nog. Hij was onderzoeker en projectleider studentsucces aan de HU.
Ikkersheim had één doel: studenten naar de les laten komen. ‘Want studenten die niet naar de les komen, hebben een grotere kans om uit te vallen. Dat blijkt glashelder uit mijn afstudeeronderzoek aan de HU, en ook uit de literatuur. Onderzoekers bij andere hogescholen leggen dit verband ook.’
Een brief over de aanwezigheidsplicht
Rick Ikkersheim verliet de HU voor een andere post en het cvb bleef met het probleem zitten. Sterker nog: het probleem werd prangender, gezien de bezuinigingen. Studenten brengen geld in het laatje en het is meer dan ooit zaak ze binnenboord te houden.
Het college van bestuur vroeg de Dienst Onderwijs, Onderzoek en Studentzaken (OO&S) om informatie voor instituten over rechten en plichten omtrent aanwezigheid van studenten.
‘Bij de HU wordt het gesprek gevoerd over studentaanwezigheid. Als middel tegen studie-uitval.’Dat stond in de notitie die uiteindelijk vlak voor de zomervakantie (4 juli 2025) werd rondgestuurd aan de HU. ‘Hij werd samen met andere vergaderstukken gedeeld met directeuren, die hem naar eigen inzicht konden doorsturen naar opleidingsmanagers en docenten’, vertelt Renée Filius, directeur van de Dienst.
Geen regels
De eerste opmerking in de notitie was dat aanwezigheid ‘geen puur juridische kwestie is’. ‘De sleutel ligt dus niet in regels’, zo stond er, ‘maar in hoe we onderwijs vormgeven en het gesprek hierover voeren.’ Toch meldt dezelfde brief dat een verplichte aanwezigheid onder twee voorwaarden wél is toegestaan, volgens jurisprudentie van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs.
Je mag een student verplichten om naar de les te komen als dat aantoonbaar noodzakelijk is voor het behalen van leerdoelen. Denk aan praktijkvaardigheden of groepsopdrachten. Het moet dan wel vooraf duidelijk zijn vastgelegd, in de studiegids bijvoorbeeld.
Juridisch houdbaar
Verplicht naar school kan dus juridisch wel, maar er moet aantoonbaar een noodzaak zijn, je moet je studenten er op tijd over informeren en ook de consequenties van hun afwezigheid vermelden. Een generieke plicht is juridisch dus niet houdbaar. Filius: ‘Het betekent dat als je eisen stelt aan aanwezigheid, deze goed onderbouwd, vooraf vastgelegd en helder gecommuniceerd zijn.’
Daarnaast benoemt de notitie een aantal mogelijkheden om aanwezigheid op een positieve, effectieve manier te stimuleren. 1) Zorg dat het onderwijs uitnodigt om aanwezig te zijn. 2) Spreek duidelijk uit dat aanwezigheid gewenst is. 3) Koppel aanwezigheid aan het leerproces. En 4) Werk met motivatie, niet met dwang.
Voor de hand liggende tips
Deze vier adviezen zouden docenten als voor de hand liggend kunnen ervaren. ‘Ik denk dat het een onderwerp is waarvan iedereen aanvoelt dat er iets mis gaat’, zei Ernst-Jan Hamel zes jaar geleden al op de vraag hoe je aanwezigheid stimuleert. ‘Als iemand zegt: “Het onderwijs moet relevanter worden”, dan vind ik dat zo’n dooddoener. Alsof je daar als docent niet al continu mee bezig bent.’
Voor de opleidingsmanagers staat in de tekst nog een tip om ‘onbedoelde obstakels’ weg te nemen die aanwezigheid ontmoedigen. Denk aan: inflexibele roosters, onduidelijke communicatie of bijeenkomsten zonder heldere meerwaarde.
Handige informatie
De notitie sluit af met de mededing dat de OER en studiegidsen al vast liggen voor het komend studiejaar. ‘Dus formeel beleid aanpassen is op korte termijn niet mogelijk. We adviseren dit onderwerp de komende tijd verder te verkennen binnen Teaching & Learning Network (TLN), in samenwerking met OO&S (beleidsadviseurs en Juridische Zaken).’
Na een steekproef bleken weinigen de informatie gelezen te hebben. Filius: ‘En toch hebben we wel degelijk van directeuren complimenten ontvangen. Die vinden het handig om de informatie nog even te lezen voordat ze het gesprek erover beginnen.’
Directeuren over het onderwerp
Hoe staat het met aanwezigheid? Trajectum vroeg een aantal leidinggevenden hoe het onderwerp bij ze leeft.
Bij Verpleegkunde antwoordt directiesecretaris Ineke Grauls desgevraagd: ‘De studentaanwezigheid is onderwerp van gesprek in de ontwikkeling van het nieuwe curriculum van Verpleegkunde.’
Ze vindt het nog te vroeg om daar meer over te delen.
Bij Journalistiek laat directeur Hans de Clercq weten dat ze bij hem inzetten op ‘uitdagend en relevant onderwijs’. ‘Dat betekent dat je er als student bij moet willen zijn.’ Hij ziet meer in eigen motivatie. ‘Daarom bellen of mailen we afwezige studenten om te kijken of er wat speelt. Voor de zomer hadden we Rik Ikkersheim op een studiedag, om te praten over acties die bijdragen aan studentenaanwezigheid.’
Vroeger hadden we 50 procent uitval (2018) en nu 23 procent
Jasper Spaargaren, opleidingsmanager Mens en Maatschappij, laat weten dat ze hun best doen in het team Geschiedenis en Aardrijkskunde. ‘We zorgen voor goede bijeenkomsten waar studenten naartoe willen komen. Dit is natuurlijk niet altijd en voor iedereen het geval, maar we doen ons best. Daarnaast houden we aanwezigheid bij en zorgen we dat we studenten aanspreken bij afwezigheid. Daar hebben we een procedure voor opgesteld. Dit is in eerste instantie een standaardmail, daarna een reminder en desnoods bellen we. We doen echt ons best de studenten aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om ook te komen.’
‘We onderzoeken voortdurend’
Judith Smit, directeur van het Instituut Paramedische Studies, zegt: ‘We zetten in op binding, betrokkenheid, studentbegeleiding et cetera. Daar hoort ook aanwezigheid bij en de aandacht voor de student op dat vlak. De verschillende opleidingen geven hier op hun eigen wijze al enige tijd vorm aan. We zijn voortdurend aan het onderzoeken en evalueren wat mogelijk en wenselijk is.’
Anita Bosman, directeur van het Instituut voor ICT, legt uit dat studenten samenwerken in een project voor een opdrachtgever. ‘Bij deze projecten dien je aanwezig te zijn. Als een student niet komt opdagen proberen zetten we alle mogelijke kanalen in om de student te bereiken, meermaals. We hebben SLB apart georganiseerd (uit de docent-rol gehaald) en met medewerkers die hier echt voor opgeleid zijn. Zij houden de aanwezigheid maar ook de dynamiek in de klas en studentwelzijn in de gaten. We hebben onze uitval daarmee terug kunnen brengen. Vroeger hadden we 50 procent uitval (2018) en nu 23 procent.’
In de studiegids van hbo-ICT staat: De opleiding kan voor (een gedeelte van) een cursus een aanwezigheidsplicht opleggen als de aanwezigheid essentieel is voor de toetsing van het vak. Dat is bijvoorbeeld het geval bij praktisch verworven inzichten die opgedaan worden in de les. In de Cursusbeschrijvingen staat beschreven voor welke cursussen een aanwezigheidsplicht geldt met een verdere toelichting. Als je niet kunt voldoen aan de aanwezigheidsplicht door persoonlijke omstandigheden zoals bijvoorbeeld ziekte, dan kun je bij de examencommissie een verzoek indienen voor een ontheffing
Reacties van docenten
Van de tien docenten die we ernaar vroegen kende geen een de tips uit de notitie. Sommigen hadden weleens soortgelijke adviezen gezien. ‘Een beetje open deur’, reageerde er een. ‘Ja, dit is natuurlijk wat ik al probeer’, zei de ander. ‘Geen hogere wiskunde’, merkte nog iemand op. ‘Ik vind ze vrij breed’ en: ‘Dit probeer ik te doen, allemaal.’
‘Ik merk alleen dat het niet genoeg is om de studenten naar de les te lokken’, concludeerde een van hen. ‘Ik zou wel willen weten wat er echt werkt.’
‘Ik hoop dat mijn verhaal zo interessant is dat ze mij willen zien’, verzucht een senior uit het vak. Want, zo concluderen ze allemaal: het onderwijs gebeurt niet zonder de aanwezigheid van studenten.
Filius heeft begrip voor deze reacties: ‘Als we ineens de heilige graal hadden gevonden, hadden we die ze niet alleen maar ter informatie meegestuurd met de vergaderstukken.’
Een half jaar later
Het is vijf maanden later en we vragen aan Renée Filius hoe het staat met de notitie, en het effect ervan. ‘Hij is met de andere vergaderstukken meegestuurd aan alle instituutsdirecteuren. Met de mededeling dat hij bedoeld was om zelf een inschatting te maken over of het nuttig was om door te sturen naar opleidingsmanagers ter ondersteuning van een eventueel gesprek hierover’, laat ze weten.
Filius heeft geen inventarisatie gedaan naar wie de tekst ook daadwerkelijk is doorgestuurd. ‘We hebben slechts vrijblijvend informatie verspreid, daar past het doen van een inventarisatie helemaal niet bij.’
Filius heeft wel een handjevol tips ontvangen: ‘Zo vroeg mogelijk ingrijpen bij teruglopende aanwezigheid, dus na twee of drie keer afwezig al meteen contact, kleinschalige, vaste groepen vormen, herkenbare docenten inzetten en lesmomenten creëren die onlosmakelijk verbonden zijn met de toets of praktijkopdracht.’
Wijzigingen in de OER
Ze noemt nog eens dat de HU aanwezigheid niet kan verplichten wanneer daar geen noodzaak toe is. ‘We hebben in dat geval weinig middelen en blijven zoekende naar andere manieren om aanwezigheid te stimuleren. We kijken dus ook naar onbedoelde obstakels voor studenten, zoals roostering, communicatie en Canvas.’
Of en wanneer deze discussie leidt tot aanpassingen in OER en studiegids, is nog onderwerp van gesprek tussen cvb, de dienst OO&S en de instituten. ’Voorlopig blijft aanwezigheid vooral een kwestie van teamafspraken. Het gesprek daarover gaat verder binnen TLN en in de instituten zelf: wat kunnen we in ons eigen onderwijs morgen al anders doen om studenten vaker in de les te krijgen?’


