Minder dan twee op de vijf docenten aan Nederlandse hogescholen en universiteiten is vrouw. Nederland loopt hiermee achter op de meeste andere Europese landen.
Aan de vooravond van Internationale Vrouwendag publiceerde het Europese statistiekbureau Eurostat enkele nieuwe cijfers over vrouwen in het onderwijs. Die gaan over het jaar 2009. Uit de tabel over hoger onderwijs blijkt dat 39 procent van alle Nederlandse docenten en onderzoekers toen vrouw was.
Daarmee staan we op gelijke hoogte met Duitsland. Helemaal onderaan bungelt Malta met 31 procent vrouwen en de één na onderste plaats is voor Oostenrijk met 33 procent vrouwen in zulke banen.
In Groot-Brittannië en België werken er iets meer vrouwen in het hoger onderwijs. In die landen is 43 procent van het onderwijzend personeel vrouw. In Finland zelfs meer dan de helft: 51 procent. De Verenigde Staten komt uit op 47 procent.
Hoe hoger, hoe minder vrouwen
Al jarenlang beginnen er meer vrouwen dan mannen aan een opleiding in het hoger onderwijs. Vrouwen studeren bovendien beter. Ze behalen vaker een diploma en ronden hun opleiding sneller af.
Maar in de wetenschap lopen vrouwen nog altijd achter. En hoe hoger de wetenschappelijke functie, hoe groter de achterstand. Bijna de helft van de promovendi (45 procent) is vrouw. Onder universitair docenten is één op de drie een vrouw, onder universitair hoofddocenten is dat één op de vijf en onder hoogleraren één op de zeven.
In 1998 was maar één op de twintig hoogleraren van het vrouwelijk geslacht. Vrouwen dringen te langzaam door tot de top van de universiteit, vindt het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren. Als het in dit tempo doorgaat, zijn er pas in 2066 evenveel mannelijke als vrouwelijke professoren.