Minister Bussemaker verzacht haar plannen voor mbo’ers die naar het hbo willen. Ze erkent dat er geen sterk verband is tussen de vooropleiding van mbo’ers en hun studiesucces in het hbo.
Als het kabinet zijn zin krijgt, mogen mbo’ers straks niet langer doorstuderen aan iedere willekeurige hbo-opleiding van hun keuze. Ze worden alleen nog zonder meer toegelaten tot ‘verwante’ hbo-opleidingen. Als ze van studierichting willen veranderen, moeten ze aan extra eisen voldoen.
Maar waarom eigenlijk? Mbo’ers doen het lang niet zo slecht als gedacht, bleek vorige week uit een artikel van het Hoger Onderwijs Persbureau. En hun studiesucces heeft weinig te maken met verwantschap tussen de mbo- en hbo-opleiding.
Kamerleden stelden maandagavond allerlei vragen aan de minister, de een scherper dan de ander. De minister kon hen niet helemaal geruststellen en beloofde een brief waarin ze haar standpunt zou toelichten en met harde cijfers zou komen.
Harde cijfers zijn er echter nauwelijks. Ze dacht te kunnen steunen op een rapport van de Onderwijsraad, maar gisteren – vlak voor het vervolg van het debat – moest ze in haar brief erkennen dat de raad geen oorzakelijk verband zag tussen verwantschap van de mbo-opleiding en studiesucces.
In de toelichting op haar wetsvoorstel staat nog in ferme taal dat aspirant-studenten met een mbo-4-opleiding 'straks in principe geen toegang tot de opleiding' hebben, als ze willen doorstromen naar een sector van het hbo die niet aansluit bij hun mbo-studie.
Haar brief slaat een andere toon aan. 'Het toegangsrecht van mbo’ers blijft in principe intact', schrijft ze. 'Er worden zo weinig mogelijk beperkingen opgelegd.'
De minister stelt dat de term ‘verwantschap’ tot verwarring heeft geleid. Ze wilde niet zeggen dat mbo’ers van bijvoorbeeld economie-opleidingen alleen mogen doorstromen naar economie-opleidingen in het hbo, schrijft ze. 'Ik zie het breder.'
Ze wil alleen dat mbo’ers hetzelfde worden behandeld als havisten en vwo’ers, die voor sommige opleidingen wiskunde of een taal in hun pakket moeten hebben. Voor mbo’ers gelden zulke eisen momenteel niet.
Samen met ‘experts’ wil ze kijken voor welke opleidingen nadere vooropleidingseisen gesteld kunnen worden. Bovendien gaat ze de ministeriële regeling met 'concrete nadere vooropleidingseisen voor mbo’ers' aan de Tweede Kamer voorleggen. 'Ik zal de regeling pas in werking laten treden als uw Kamer daarover haar oordeel heeft kunnen geven.'
Kamerlid Michel Rog van het CDA was daar tevreden mee. 'Daarom zal het CDA nu niet het amendement indienen dat wij in voorbereiding hadden.' Daar sloot Bussemakers partijgenoot Mohammed Mohandis van de PvdA zich bij aan: 'Het is goed dat de minister heeft toegezegd, de Kamer daarin mee te nemen.'
Alleen Jasper van Dijk van de SP bleef kritisch en benadrukte dat het uitgangspunt van dit wetsonderdeel niet sterk is: 'Wat mij opvalt, is dat de Onderwijsraad in 2009 schrijft dat er geen aanleiding is om beperkingen aan te brengen in het instroomrecht vanuit mbo-opleidingen; de raad ziet geen duidelijk causaal verband.'