Reizen, schrijven en genieten. Dat is het beeld dat ik bij het werk van ‘de buitenlandcorrespondent’ voor ogen had. Tot ik nu voor mijn afstuderen een breed scala aan correspondenten interview en erachter kom dat de realiteit van mijn droombaan heel wat minder romantisch is.
Zes jaar geleden keek ik, bungelend in mijn hangmat, uit over de Amazonerivier. Ik bevond me dagenlang op een bloedhete passagiersboot en keek mijn ogen uit naar de krijsende papagaaien en roze dolfijnen. Idyllisch. Tot de boot de bocht om motorde en het pittoreske plaatje compleet verstoord raakte door een boorinstallatie van het Spaanse oliebedrijf ENI.
We legden aan om fruit en kippen af te leveren. Dat was mijn kans: ik sprong met mijn camera op de kant om deze vervuilende industrie, te midden van het natuurreservaat, vast te leggen. Een scheef lachje naar Peruanen die moeilijk keken, er net een beetje klunzig uitzien en snel te werk gaan waren mijn tactieken om op deze verboden plaats waardevol beeldmateriaal te verzamelen.
Met een bonkend hart en een immense innerlijke drive om iets goeds te doen hopte ik net op tijd weer aan boord. Dit moet iedereen in Nederland weten, dacht ik: dat er olie wordt geboord in het grootste natuurreservaat van het Amazoneregenwoud! En zo ontstond mijn plan om journalist te worden. Met als einddoel: terug naar Zuid-Amerika om van daaruit als correspondent te werken.
En nu, als bijna-afgestudeerde (jawel, het is zo ver!) leer ik de harde waarheid over het correspondentschap. Ik doe onderzoek naar de situatie van buitenlandcorrespondenten: hoeveel correspondenten heeft Nederland en hoe ervaren ze de uitdagingen van hun werk?
Na het interviewen van correspondenten in Rio de Janeiro, Shanghai en Kaapstad kom ik erachter dat het kei- maar dan ook keihard werken is voor ontiegelijk weinig geld. En dat je als correspondent eigenlijk nooit met gerust hart op vakantie kunt. En dat je vaak slecht verzekerd bent als je op reportage gaat naar gevaarlijke gebieden. En dat opdrachtgevers je opeens kunnen laten vallen. En dat heel veel freelancers naast hun werk als correspondent ook commerciële baantjes hebben om rond te komen – zelfs de correspondenten met tientallen jaren ervaring. En dat een bekende correspondent na veertig jaar weer hetzelfde verdiende als toen ze net begon, dus er maar mee kapte.
Het ging zelfs zo ver dat een journalist in het Midden-Oosten het vak ‘een stervenshuis’ noemde.
Maar ze blijven het doen, omdat het ‘de mooiste baan ter wereld is’. Omdat het zo belangrijk is dat Nederland goed nieuws voorgeschoteld krijgt. Wanneer ik dat hoor komt het kriebeltje in mijn buik om hieraan mee te gaan doen toch weer terug. En doe ik weer net iets harder mijn best om af te studeren.
Ook interessant: Docenten, onderzoekers en studenten roepen op tot boycot van Israëlische instellingen