Achtergrond

Aan de orde

De afgelopen vier jaar verbleef docent/onderzoeker Joep Hanrath van de faculteit Maatschappij en Recht geregeld in twee gesloten jeugdinstellingen in ons land. Daar onderzocht hij de rol van de groepsleiders. Een verduiveld moeilijke rol, blijkt uit zijn proefschrift De groepsleider als evenwichtskunstenaar, waarop hij promoveerde aan de Universiteit Utrecht.

Na vier jaar sociaal-pedagogische hulpverlening (sph) moet een student klaar zijn voor een baan in het social work, bijvoorbeeld voor een carrière als groepsleider in een gesloten justitiële jeugdinrichting (JJI). Het is een keuze voor het ruigere werk. In zo’n inrichting zitten jongeren die met justitie in aanraking zijn geweest of onder toezicht zijn geplaatst. Jongeren die geregeld uit de bocht vliegen, uit een andere cultuur komen, een ander normbesef hebben. Het is aan de groepsleider om ervoor te zorgen dat ze weer op het goede pad komen – aan de hand van het individueel opgestelde behandelingsplan. Wanneer de deur achter hen in het slot valt richting vrijheid, keren ze nooit terug. Idealiter dan. 
De werkelijkheid is anders: veel jongeren recidiveren. Sterker nog: juist van het wonen in zo’n groep worden ze veelal niet beter. En de groepsleider is in het dagelijkse werk vooral bezig met regels handhaven en sancties uitvoeren.
 
Hoe wordt de orde eigenlijk gevormd en bewaard in een gesloten inrichting? Is het geringe effect van de behandeling te verklaren vanuit dat ordevraagstuk? Die vragen waren de leidraad voor het promotieonderzoek van Joep Hanrath, docent/onderzoeker bij de faculteit Maatschappij en Recht.
In zijn empirische studie De groepsleider als evenwichtskunstenaar laat Hanrath zien hoe weerbarstig de werkelijkheid is. Het kost veel energie om goed met elkaar de dag door te komen in een gedwongen situatie. Ambities om jongeren goed te behandelen komen dan in de knel. En de hulpverleners zetten zichzelf hiermee voor het blok, constateert Hanrath. Hij pleit er in zijn proefschrift voor dat instellingen onderkennen dat het in de praktijk vooral gaat om aanpassen – in tegenstelling tot de hoge ambities van instellingen om vooral in te zetten op opvoeding. Erken nu maar dat de nadruk ligt op orde houden als tien probleemjongeren noodgedwongen bij elkaar op een groep wonen – dat zou een stuk helpen, meent Hanrath. 
 
Minder straf
Een van de promotoren van Hanrath was de bekende pedagoog Jo Hermanns. Eind september nam hij afscheid als lector aan de HU en hield daarbij een pleidooi om in de justitiële jeugdzorg veel meer focus te leggen op de leefomgeving. Volgens hem ligt hierin de oplossing van succesvol behandelen. Hermanns doelt daarbij op interventies binnen een gezin, familie of leefgemeenschap. Wanneer deze succesvol zijn, is de kans op succesvol terugkeren in de maatschappij groter.
Dit geluid komt niet alleen uit de mond van Hermanns, zelfs staatssecretaris Teeven voert een beleid dat is gericht op meer pedagogiek en minder straf in instellingen.  
Promovendus Hanrath onderstreept het belang van een goed leefklimaat binnen een instelling. ‘Repressie werkt beschadiging en recidive in de hand en het verhoogt de kans dat jongeren zich afkeren van de maatschappij. De groepsleiding moet meer op het netvlies krijgen wat een jongere tijdens de detentie al nodig heeft om succesvol in de samenleving terug te keren.
 
Agressie
Terug naar de sph-student die na vier jaar opleiding klaar moet zijn voor dat ‘ruigere werk’ als groepsleider. Is die dat wel? Weet hij of zij hoe het er in de inrichting werkelijk aan toegaat? Is de net afgestudeerde opgewassen tegen agressie en in staat om daarin goed te handelen? 
‘We doen er het een en ander aan, maar te weinig’, zegt Hanrath. ‘We hebben bijvoorbeeld een module 24-uursverblijf in een inrichting. Daarbij ervaren studenten hoe het is om in een inrichting te zitten. Maar het mag wel meer aandacht krijgen in het onderwijs.’
Hanrath gaat in ieder geval verder met zijn onderzoek. Hij heeft de opdracht gekregen om in een aantal instellingen in de regio jongeren te volgen die in een gesloten setting leren de regie te nemen over de vraag hoe ze verder met hun leven willen en wat daarvoor nodig is, vanuit het gegeven dat ze het dagelijks met z’n tienen moeten rooien op een groep. Het uitgangspunt is dat zij meer zeggenschap krijgen over hun eigen leven.
De groepsleider die daarbij past, heeft vooral een voorbeeldfunctie in hoe je je in de maatschappij moet gedragen. Hij laat zien hoe je conflicten oplost zonder kort lontje, geeft structuur aan de groep en heeft begrip voor de jongere die zich moet aanpassen aan de regels binnen de instelling. Hij legt de regels uit die nodig zijn om met z’n tienen goed de dag door te komen, maar is niet repressief. 
Daarbij moeten instellingen hun ambities meer loslaten en op een andere manier kijken naar de omstandigheden waarin deze jongeren leven. Er hoort een behandelingsvisie bij, die zegt: ‘Wat heb je nodig, hoe kun je binnen de grenzen blijven en wie kan je daarbij helpen?’
 
Of dat de oplossing gaat worden voor een probleem dat al honderd jaar bestaat, daarvoor is het nog even wachten op de volgende onderzoeksresultaten.