Achtergrond

Forum: Bij de hand

Studieloopbaanbegeleiding (SLB) is een hot issue binnen de Hogeschool Utrecht. Sommigen bepleiten een intensievere begeleiding en vinden dat het een verplicht onderdeel van het curriculum moet zijn. Maar is het niet schools om studenten vanaf het eerste tot en met het laatste jaar aan de hand te nemen?

Gonny Stoop, docente en studieloopbaanbegeleider bij maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD):
‘Ik ben al meer dan tien jaar studieloopbaanbegeleider. Het hoort erbij, vind ik. Op dit moment begeleid ik zo’n dertig studenten, waaronder een groep vierdejaars. SLB draait voor hen vooral om de toekomst, wat ze na hun opleiding willen. Jongerejaars leren reflecteren en samenwerken. Ze moeten leerdoelen opstellen en hun loopbaan leren sturen.
Vooral zelfreflectie is erg belangrijk binnen deze opleiding. Als maatschappelijk werker zit je vaak alleen op kantoor. Je moet dan goed kunnen scheiden wat van jou is en wat van de patiënt. En zelf kunnen beoordelen of je iets op de beste manier hebt aangepakt.
Of studenten van andere opleidingen net zo’n intensieve begeleiding nodig hebben vind ik moeilijk te zeggen. Ik kan me voorstellen dat je bij een technische opleiding minder hebt aan zelfreflectie. Maar leerdoelen opstellen is altijd nuttig. In het eerste en tweede jaar staan bij MWD vijf studiepunten voor studieloopbaanbegeleiding.
Over enige tijd wordt alles onderdeel van ‘loopbaanontwikkeling’. Dan krijgen derde- en vierdejaars studenten ook vijf punten. Of het schools is om studenten intensief te begeleiden? Volgens mij niet. Voor mensen die bij de hand genomen willen worden bestaat die mogelijkheid, maar het is niet verplicht.’

Eva Bentz van den Berg, eerstejaars studente journalistiek:
‘Ik heb een sudieloopbaanbegeleider. Maar heb nog maar een keer met hem gesproken. Hij vroeg naar mijn cijfers en hoe het met me ging. Tien minuten duurde het. Aan het eind van het schooljaar hebben we nog een gesprek. We moeten ook een portfolio bijhouden. Het is de bedoeling dat je er een foto van jezelf opzet, een profiel, cv en de eindopdracht van ieder vak. Ik geloof dat we er een studiepunt voor krijgen.
Op dit moment heb ik geen behoefte aan meer contact met mijn SLB’er. Wanneer je later aan het werk gaat, heb je ook geen mentor. Daar kan je maar beter meteen aan wennen.
Bovendien bieden leraren mij genoeg hulp en ondersteuning. Als ik een persoonlijk probleem had zou ik daar niet mee naar mijn SLB’er gaan. Hij kent me helemaal niet. Het is wel fijn om te weten dat er iemand is bij wie je altijd terecht kan. Iemand die jou goed kent. Voor het geval dat. Een of twee gesprekken per kwartaal zou al genoeg zijn. Dat is niet schools. Het moet niet iemand zijn die je cijfers checkt en met je ouders overlegt. Meer iemand die je kan helpen reflecteren, je een afstandelijker perspectief biedt op je studie.’

Bernadette Poos, decaan bij de faculteit Natuur en Techniek:
‘Studieloopbaanbegeleiding is zeer belangrijk. SLB’ers kunnen studenten begeleiden in hun keuzes tijdens de studie, helpen bij het ontdekken van de sterke en zwakke kanten en het formuleren van ambities. Vakdocenten overzien een klein deel, maar SLB’ers hebben overzicht over het totaal van de studie. Hij of zij kan kritische vragen stellen, zoals: waarom wil je dat?
Het is goed dat de de studiebegeleiding van het eerste tot en met het laatste jaar duurt en een vast onderdeel van het curriculum vormt. Want tijdens de stages en het afstuderen komt het erop aan. Wel zal de begeleiding in de loop van de jaren veranderen. In het eerste jaar is het intensief en later kunnen studenten zelf met vragen bij de begeleider aankloppen. Het gevaar van schoolsheid zit er altijd in. De opleidingen moeten de SLB binnen afgesproken kaders zelf kunnen inkleuren. Aan eerstejaars die net van de middelbare school komen, stel je als studieloopbaanbegeleider andere vragen. Dan gaat het bijvoorbeeld over hoe de samenwerking met andere studenten verloopt. Bij deeltijdstudenten die al een baan hebben, gaat het vaker over eerder verworven competenties en leg je linken met het werk.’