Achtergrond

Game-industrie is booming

De Nobelprijs voor de briljante maker van een computerspelletje? Moet kunnen in 2032, meldt gamegoeroe en -toekomstvoorspeller Jane McGonical op haar weblog. Onzinnig of reëel? In Utrecht ontstaan veel initiatieven op gamegebied. De hogeschool mag echter wel een tandje bijzetten.

 

Geen halfbakken generalisten

De ontwikkelingen in de game-industrie gaansnel, zeg maar gerust: sneller dan snel. Nog maar een paar jaar terug kekencollega’s op de Universiteit Utrecht hoogleraar Mark Overmars glazig aanwanneer hij vertelde over zijn onderzoek naar gaming. Een gerespecteerdewetenschappelijke instelling die zich bezighield met spelletjes…mwahhh. ‘Deslag naar erkenning is nog gaande. Maar die razendsnelle ontwikkelingen makenwetenschappelijk onderzoek hard nodig. Denk bijvoorbeeld alleen maar eens aankinderen die bepaalde games gebruiken om te bewegen. Gebeurt dat wel op eenverantwoorden manier? Zulke vragen moet je wel kunnen beantwoorden.’

De game-industrie, wereldwijd goed voor eenomzet van 25 miljard euro, is ook in Nederland geëxplodeerd. Jeroen van Mastrigt, lector aan de faculteit Kunst, Media en Technologie van de HKU, schathet aantal werknemers op 3.000. ‘Dat lijkt misschien niet zo veel, maar vergeetniet dat het er vijf jaar terug nog maar honderd waren.’

Volgens beide onderzoekers gaat het te ver omUtrecht het centrum van de Nederlandse game-industrie te noemen, feit is weldat hier veel initiatieven zijn gestart. Neem de organisatie van de NederlandseGamedagen, het tijdschrift Control over gamesontwikkeling of de Dutch GameGarden, een stichting met een bedrijfsverzamelgebouw in de Drieharingstraat dieonder meer studenten en startende ondernemers de helpende hand biedt.

De grootste ambities komen samen in hetonderzoeksproject Game Research for Training and Entertainment (GATE) dat met10 miljoen euro overheidssteun ruim een jaar geleden startte. In dat projectwerken onder meer UU, HKU en TNO vijf jaar lang samen aan de verdereontwikkeling en vernieuwing van games, zowel voor entertainment als voortoepassingen in onderwijs, zorg en veiligheid.

Maar daarmee zijn we er nog niet, want Jeroenvan Mastrigt stond mede aan de wieg van het Utrecht Platform for Game Educationand Research (UPGEAR). Daarin bundelden HKU, UU, HU en de Task Force InnovatieUtrecht vijf jaar terug de krachten op het gebied van onderwijs en onderzoek.Inmiddels leidt UPGEAR een min of meer slapend bestaan, maar volgens MarkOvermars zijn de doelstellingen wel gehaald. ‘De instellingen zijn meer gaansamenwerken, studenten worden uitgewisseld en er is een positiever beeldgecreëerd over de rol van games.’

Momenteel is er geen concrete samenwerking metde HU, maar daar moet snel verandering in komen. ‘We willen de gezamenlijkevoorlichting gaan aanpakken, onder meer richting middelbare scholen, en derelaties met het bedrijfsleven verder verbeteren.’

De gamemarkt smeekt om personeel, met nameprogrammeurs. Momenteel zijn er honderden vacatures waar niemand voor is tevinden. Vooral meisjes zijn volgens beide onderzoekers een interessantedoelgroep als kandidaten voor een technische opleiding. Jeroen van Mastrigt:‘Traditioneel heeft techniek voor hen een negatief imago, maar dat verandert langzaam.Technologie wordt steeds vaker gekoppeld aan lifestyle, denk aan MP3-spelers enmobieltjes. En gamen is ook al een poos niet alleen iets voor jongens, datstereotype verandert.’

Mark Overmars: ‘In dat verband is de opleidingTechnische Informatica van de HU interessant, er ligt een schone taak voor dehogeschool om ervoor te zorgen dat meer scholieren een technische opleidinggaan volgen.’

Specifieke gameopleidingen schieten inNederland momenteel als paddestoelen uit de grond, maar die zijn niet in staataan de vraag van de industrie tegemoet te komen. Van Mastrigt: ‘Ze hebben vaakgeen echt specialisme, doen een beetje aan design of een beetje aanprogrammeren. Maar de industrie zit niet te wachten op halfbakken generalisten.Die opleidingen zouden zich moeten bezinnen op hun rol en de wensen.’

Overmars: ‘Er moet een platform komen vooralle game-gerelateerde opleidingen zodat je in kaart kan brengen wat erallemaal gebeurt.’

Van Mastrigt: ‘In Utrecht doen we het zoslecht nog niet. Er gebeurt veel, er wordt geïnvesteerd en het niveau van deopleidingen stijgt. Dat is voor grote bedrijven misschien geen reden om hiernaartoe te komen, maar wel om hier te blijven.’

Maar de game-ontwikkeling heeft nog een langeweg te gaan, zeker als het gaat om de serious games die een rol kunnen spelenbij kennisoverdracht. Het GATE-project houdt zich de komende jaren bezig metvragen als: hoe maak je de bediening van spelcomputers nog simpeler ennatuurlijker en is op termijn rechtstreekse aansturing via de hersenen mogelijk?Hoe krijg je de karakters in spelletjes psychologisch geloofwaardiger?Overmars: ‘Leren via een game is nog altijd ingewikkelder dan via een boek.Maar games zullen hoe dan ook een steeds belangrijker middel worden voor hetopdoen van interactieve ervaringen.’ Lachend: ‘Over tien jaar zou dit interviewde vorm van een game kunnen hebben.’

 

 

[verhaal 2]

 

Gameals kennisoverdracht

 

Jawel, Wim van der Plas is de eerste om toe tegeven dat in Utrecht de HU minder actief is op gamegebied dan UU en HKU. Maarer zijn volop ambities voor een inhaalslag, onder meer via het programmaConnecting Creativity, waarvan hij projectleider is. Met het programma, dat tot2010 loopt, wil de HU intern de krachten bundelen om een prominentere rol tegaan spelen als opleider voor de creatieve industrie en als bruggenbouwer methet reguliere bedrijfsleven. ‘Het gaat met name om nauwere samenwerking tussende faculteiten Natuur en Techniek, Communicatie en Journalistiek en Economie enManagement. Doel is te komen tot een bacheloropleiding voor de creatieveindustrie, waar gaming ongetwijfeld een belangrijke rol gaat innemen,’ zegt Vander Plas.

Hij organiseert bij de FEM voor het tweedeachtereenvolgende jaar de minor It’s all in the game, waarin studenten zelf opzoek gaan naar wat ze precies de moeite waard vinden in games. Spelenderwijskomen ze in contact met onderwerpen als design, marketing en de toepasbaarheidvan serious gaming bij kennisoverdracht. De belangstelling valt helaas wattegen, zegt Van der Plas. ‘Die is er wel, maar studenten zijn niet op de hoogtevan de mogelijkheden. Er zijn zo veel minors, ze zien door de bomen het bosniet meer. Daarom is een betere samenwerking tussen de faculteiten ook zobelangrijk.’

Bij de FE geeft Jan Karmiggelt een minorSerious Gaming die ingaat op de rol van games als lesmiddel in het onderwijs.Alexander Bonnee is bij de FNT verantwoordelijk voor de minor Game Technologyand Simulation. Van der Plas: ‘Drie minors die zich met gaming bezighouden ismisschien niet zo veel, maar ze zorgen wel voor een netwerk. Inmiddels kennenwe zo ongeveer wel alle gamebedrijven in Nederland.’

Bij Game Technology and Simulation lerenstudenten de techniek achter een game. Bonnee: ‘Wie deze minor heeft gedaan,kan in beginsel een driedimensionaal spel ontwikkelen.’ Zo’n 16 studentenvolgen de minor. ‘Een mooi aantal, maar niet heel veel. De inhoud is ook welheel technisch, we overwegen een versimpeling om de minor aantrekkelijker temaken voor een bredere groep studenten.’

Het lukt bijna altijd om bedrijven eninstellingen te strikken waar zijn studenten games voor kunnen ontwikkelen. Zowerkt Johan Kragt momenteel met vijf anderen aan een ‘serious game’ voor hetRadboud Ziekenhuis in Nijmegen. Het gaat om een spel voor kinderen die lijdenaan de ziekte van Duchenne. Hun spieren worden snel afgebroken, wat leidt totallerlei problemen en uiteindelijk een vroege dood. Ze kunnen baat hebben bijhet trainen van hun spieren, maar te veel trainen zorgt weer snel vooroverbelasting. ‘Je moet als speler in een mijnschacht een karretje in beweginghouden. Dat gebeurt via een hometrainer. Er zijn punten te verdienen wanneer jede snelheid van het karretje constant weet te houden. Het is de bedoeling datde patiëntjes het op die manier leuk vinden om te trainen.’

 

 

[verhaal 3]

 

Ontbrekendeboegbeelden op de HU

 

Vraag en aanbod in de Utrechtse game-industriebeter op elkaar afstemmen. Dat probeert de Task Force Innovatie Utrecht via hetExpertisecentrum Games en Gamedesign. Het initiatief krijgt steun van het ministerievan Economische Zaken, de provincie Utrecht en de gemeenten Utrecht enAmersfoort. ‘Bedrijven aarzelen vaak om te beginnen. Ze willen wel, maar hebbenonder meer vragen over investeringen en opbrengsten. Wij geven daarover aan dehand van concrete voorbeelden informatie,’ zegt directeur Alma Schaafstal.

He Expertisecentrum wil als aanjager met namede bedrijvigheid rond serious games een impuls geven. Voortdurend worden deonderzoeksresultaten tegen het licht gehouden en teruggekoppeld naar zowel gamebedrijvenals mogelijke opdrachtgevers. Goed onderwijs speelt bij de ontwikkelingen eenessentiële rol, volgens Schaafstal. Ze bespeurt een kloof tussen de bestaandeopleidingen en de bedrijven. ‘Er zijn veel vacatures, maar bedrijven moetenvaak nog veel investeren in nieuwe werknemers. Wij willen laten zien dat hetbelangrijk is om al op middelbare scholen duidelijk te maken wat de velemogelijkheden in de game-industrie zijn. Dát is de plek waar je eigenlijk alenthousiasme moet wekken.’

De houding van de HU noemt ze positief, maarer valt nog veel te verbeteren. ‘Het ontbreekt de hogeschool aan boegbeeldenals Mark Overmars aan de universiteit en Jeroen van Mastrigt op de HKU,bepalende figuren die er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat er geld beschikbaarkomt en die initiatieven naar zich toe kunnen trekken. Er is wel belangstellingom dingen te doen, maar als je slechts in kleine plukjes werkt, valt het nietmee om een vuist te maken.’

 

 

[verhaal 4]

 

Creativiteitbelangrijker dan vet rijk worden

 

Natuurlijk, Diederik Groesbeek hoopt soms opeen deal met een game-uitgever die een miljoenenomzet oplevert. Wie niet, diein de gamewereld zit. Maar de mede-eigenaar van Xform Game Development,gevestigd in hartje Utrecht, is ook realistisch. Hij kent na vijf jaar hetklappen van de zweep wel en weet hoe moeilijk het is om zelfs maar eencomputerspel te slijten aan een uitgever. ‘Probleem is dat maken van eenspelletje duur is. Je bent er zo een paar maanden mee bezig, en je moet duseigenlijk uitzicht op inkomsten hebben.’

Hij begon de zaak samen met studiemaatjePieter Albers van de HKU, waar ze de opleiding Design for Virtual Theater &Games deden. In het begin was het sappelen en zoeken naar opdrachtgevers, maarinmiddels is Xform flink gegroeid en werken er vijf mensen. Ze draaien ‘eenredelijke omzet’ en inmiddels zijn er ‘wat reserves’ die Xform minderafhankelijk van opdrachtgevers maken. Zo’n twaalf games maakten ze tot nu toe,voornamelijk voor webportals: sites met een heleboel spelletjes. ‘Daar spreekje een vast bedrag over af of je deelt mee in de reclame-inkomsten. Wij makenvooral race- en schietspelletjes. Sommige daarvan, zoals Burning Rubber II,worden door miljoenen mensen gespeeld.’

De ambities zijn bescheiden. Groesbeek denktvoorzichtig aan een bedrijf met zo’n 10, 15 werknemers dat zich specialiseertin kleinere games. ‘Die hebben ook de toekomst. Over een jaar of vijf kooptniemand nog dvd’s met games, maar wordt alles van internet geplukt.’

Het maken van een grote game heeft ook een belangrijknadeel, zegt hij: het lange productieproces dat soms jaren in beslag kan nemen.‘Dat vind ik creatief minder uitdagend. Creativiteit is belangrijker dan vetrijk worden, en dat zeg ik niet omdat ik niet vet rijk ben.’

Zijn gouden tip voor studenten die nu al wetendat ze na hun studie een baan in de gamewereld willen? ‘Probeer tijdens jestudie al iets te ontwikkelen waarmee je daarna geld kan verdienen. Dat helptje bij het maken van een goede start.’

De student zelf weet zeker dat hij na zijn opleidingeen baan in de gaming-industrie wil. ‘Bij dit spel zorg ik met twee anderenvoor de vormgeving. Dat is heel leuk, maar uiteindelijk vind ik programmerentoch interessanter en in die hoek ga ik het ook zoeken.’