In het jungledorp Pempe wonen ruim vierhonderd vrouwen. En slechts zes mannen. Een nieuw resort moet toeristen lokken en zorgen voor de terugkeer van de mannen. Zodat het dorp niet langzaam verdwijnt in het oerwoud.
Wie naar het kleine Pempe wil, moet met de lijnboot de snelstromende Boven-Surinamerivier afzakken, een adembenemend mooie route langs marrondorpen. Aan de oevers spelen, wassen en koken vrouwen en kinderen. Kinderen rennen over de hoge oevers en springen meters naar beneden het water in. Bij een van de dorpen meert de lijnboot aan, twee van de andere passagiers stappen behendig op de kade en met een koffer op hun hoofd lopen ze het zandpad af, richting de houten huizen in de verte. De dorpen langs de rivier doen vredig en onbezorgd aan. Maar schijn bedriegt.
In Pempe hebben ze zorgen. De jongens uit Pempe vertrekken naar de stad tussen hun elfde en veertiende jaar om te werken. Het is altijd de gewoonte geweest dat de jongemannen daar tot hun negentiende of twintigste hard werken en een vak leren, om daarna weer terug te keren naar het dorp en te trouwen. Maar tijden veranderen. In Paramaribo raken de mannen zo verknocht aan de luxe van de stad met luxegoederen, internet of een auto, dat de mannen niet terugkeren.
Voor dorpen dichter bij het havenplaatsje Atjoni is het geen probleem dat de mannen in de stad gaan werken. Zij kunnen pendelen. Vanuit Atjoni is het sinds twee jaar slechts drie uur in plaats van acht uur reizen naar de Surinaamse hoofdstad, sinds de Chinezen de weg hebben geasfalteerd. Maar de lijnboot die dagelijks over de rivier vaart, doet er uren over om van Pempe naar Atjoni te varen. Voor de mannen uit Pempe is het niet te doen om te forenzen. De gevolgen zijn groot.
Wanneer je het dorp overdag bezoekt, lijkt het uitgestorven. De kinderen gaan naar school in een ander dorp en de vrouwen werken op hun stukje land in de jungle. Ze verbouwen groenten en fruit voor eigen consumptie. De meeste vrouwen zijn gescheiden. Van de vrouwen die op het kostgrondje werken, is geen man meer in het dorp. Amonie, een van de vrouwen, vertelt dat ze de mannen heel erg missen, niet alleen voor het werk, ook voor hun aandacht. Met alleen vrouwen wonen is niet altijd even gezellig. Er is veel onderlinge jaloezie, de wet van de jungle geldt. Met ruim vierhonderd concurrenten en meisjes die vanaf ongeveer dertien jaar huwbaar zijn, is het haast onmogelijk om een echtgenoot definitief aan je te binden. De meeste mannen in het binnenland hebben dan ook meerdere vrouwen.
Het enige moment in het jaar waarop de mannen terugkeren uit de stad, is met kerst. De vrouwen wachten hen dan op in hun allermooiste kleren, in de hoop de mannen in het dorp te houden.
Over de leegloop in zijn dorp maakt kapitein Sana (71), hoofd van Pempe, zich zorgen. Sana is een man met een karakteristiek gezicht, wiens verre voorouders al in Pempe geboren werden. Een man met aanzien. Hij bezit meerdere hutten op de heuvel waarop het dorp gebouwd is. Een luxe die voor een kapitein twee doelen dient. Het is zijn plicht zijn collega-kapiteins uit andere dorpen comfortabel te kunnen ontvangen. Daarbij heeft Sana vaak meer dan één vrouw op hetzelfde moment. Uit zijn vijf huwelijken zijn tien dochters en vier zonen geboren.
De kapitein ontvangt zijn gas-ten in zijn opslaghuis, omdat die het grootst is. Ook zijn bed staat in deze hut. En naast een grote televisie, wat elektronica en flessen drank heeft hij verder weinig nodig.
Zittend in een witte plastic tuinstoel piekert Sana over de aftakeling van het dorp. ‘De mannen hebben hier specifieke taken en als ze er niet zijn, worden die taken niet uitgevoerd. Onze vergaderruimte werd in 1979 gebouwd en is kapot. Er is geen geld, de mannen sturen niets en komen niet helpen.’
Het renoveren van de vergaderruimte, een eenvoudig houten geraamte, vereist geen hogere wiskunde of bouwkunst. Wel zijn er planken nodig, en deze planken kosten geld én moeten door iemand gezaagd worden.
Daarvoor schaamt de kapitein zich. ‘Die ruimte is het gezicht van het dorp en dat verliezen we nu. Als andere kapiteins komen, hoort het dorp er netjes uit te zien. Dan zien zij dat mijn dorpelingen hard werken en naar mij luisteren.’
Maar niet alleen de vergaderruimte is aan een opknapbeurt toe. Sana: ‘De mannen moeten ook toiletten bouwen, want de vrouwen en kinderen doen hun behoeftes nu zomaar overal, zelfs midden in het dorp. Dat is niet goed voor de hygiëne.’
Om Pempe weer aantrekkelijk te maken voor mannen, heeft een van de overgebleven mannen, Kenpris ‘Chapeau’ Siesa, een initiatief ontwikkeld om een resort te bouwen voor toeristen. Tot vijf jaar geleden werkte hij als reisleider voor een grote organisatie. Met groepen vloog hij in vliegtuigjes naar andere dorpen in de jungle van Suriname. De toeristen sliepen in nederzettingen met kleinschalige en eenvoudige voorzieningen. Tijdens een van die trips was het weer te slecht om te landen op de bestemming. Daarom werd uitgeweken naar de airstrip vlakbij Pempe. Chapeau nam de mensen mee naar zijn eigen dorp en liet ze kennismaken met zijn familie. De dorpsbewoners reageerden enthousiast op de eerste blanken die Pempe bezochten. Al snel riep de vorige kapitein Chapeau bij zich. ‘Hij vroeg me waarom ik zo ver ging met die blanken. Wat hadden de andere dorpen dat wij niet hadden? Hij wilde ook een resort, en ik moest het regelen.’
Daarom is Chapeau nu alleen nog te vinden aan de overkant van de rivier, in het tot Pingpé omgedoopte resort. Hij slaapt er onder de overkapping, in zijn hangmat aan de dakbalken. De grond hier heeft hij toegewezen gekregen. Samen met familieleden ontboste hij het gebied, er werd geld ingezameld voor de eerste hut en het begin van het resort was er.
Het liefst zouden Sana en Chapeau er een droomresort van maken, vol luxe en comfort, waar de mannen uit Pempe dagelijks de rivier oversteken om er te werken. Het probleem is, dat ze nergens aan kunnen kloppen voor een lening. Voorlopig staan er zes comfortabele hutten, een toiletgebouw, een eetzaal en wat opberghutten. De enige sleutel tot uitbreiding is het lokken van veel toeristen. Die brengen geld in kas en daarmee kun je investeren.
Daarom vertrekt Chapeau ieder jaar in traditionele Surinaamse kleding naar de vakantiebeurs in Utrecht, waar hij met zijn enorme lach als enige inheemse de show steelt. Iedere gast die Chapeau naar zijn dorp heeft weten te krijgen, wordt vriendelijk ontvangen door de kapitein. De toeristen krijgen een echte survivalervaring met wilde dieren en planten, en worden ‘s nachts rondgevaren onder een eindeloze sterrenhemel.
De komst van toeristen heeft een grote impact op het kleine dorp. ‘Toeristen willen alles zien en weten’, vertelt Chapeau. ‘Ze maken ook foto’s. Daar houden we eigenlijk niet van, maar we moeten het wel toestaan. Het dorp kent veel tradities en regels. Toeristen overtreden die snel. Je kunt erop wachten dat mannen door de vrouweningang het dorp ingaan en vrouwen die ongesteld zijn, zich begeven op plekken waar ze niet mogen komen.’
De terughoudendheid tegenover toeristen was overigens snel passé toen de dorpsbewoners in hun ogen astronomische bedragen voor souvenirs als bewerkte kalebassen kregen. Volgens Amonie, die als een van de weinige vrouwen uit Pempe in het resort Pingpé bijverdient als kokkin, hebben veel vrouwen uit het dorp geen realistisch beeld van wat een resort inhoudt. Als ze toeristen zien komen, krijgen ze dollartekens in hun ogen. Van Chapeau eisen ze meer salaris dan ze ooit in de stad zouden krijgen. ‘Ze denken dat alle blanken steenrijk zijn en met geld willen strooien’, vult Chapeau aan. En niet alleen dorpsbewoners denken zo. ‘Ik heb net een nieuwe kleine boot gekocht, die kostte mij 3500 Surinaamse dollars. Normaal vraagt de handelaar daar 2500 voor. Ze snappen niet, dat we eerst veel geld moeten investeren, voordat we iets gaan verdienen.
Toch voelt hij een grote verantwoordelijkheid voor het dorp. De kapitein heeft het hem duidelijk gemaakt: het is nu of nooit. De mannen moeten terugkomen, anders verdwijnt Pempe voorgoed in de jungle.