Achtergrond

Pionieren op de academische pabo

Te theoretisch, zegt de een. Het ontbreekt aan managementvakken, vindt de ander. Een prima mix van theorie en praktijk, concludeert een derde. 22 Procent van de studenten van de academische pabo is gaandeweg het jaar gestopt. Een afhaker, een overstapper en een doorzetter over hun eerste jaar.

AFHAKER
Voor Sophie Thio (18) is het altijd al een droom geweest om als onderwijzer in het basisonderwijs voor de klas te staan. Maar de gymnasiumleerling ziet niets in de pabo. Zij is naar eigen zeggen ‘toch meer van het theoretische’ en vindt de universiteit meer bij haar passen. Daarom komt na haar eindexamen de studie psychologie in beeld, waarna ze een verkorte opleiding pabo wil volgen. Totdat ze in juni vorig jaar in de krant over de nieuwe academische pabo leest. Ze denkt: ‘Hé, dat is het.’ Want hiermee kan ze een academische opleiding volgen en lesbevoegdheid voor de basisschool krijgen.

De academische pabo, voluit academische lerarenopleiding primair onderwijs (ALPO), start in 2008 als eerste in het land in Utrecht. In feite is het geen nieuwe opleiding, de studenten volgen gedurende vier jaar twee bestaande (op elkaar afgestemde) studies: de pabo aan de HU en de bachelor onderwijskunde van de Universiteit Utrecht. Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt is enthousiast over deze vondst omdat het de interesse voor het onderwijzersvak bij vwo’ers stimuleert. Diverse andere steden volgen het initiatief van de Utrechtse hogeschool en universiteit.

Gymnasiast Thio past precies in de doelgroep waarvoor de ALPO is opgezet: een vwo-achtergrond en uiterst gemotiveerd voor een baan in het onderwijs. Ze rolt dan ook glansrijk door de toelatingsprocedure en is een van de 52 studenten die met de opleiding start.
Thio: ‘Omdat ik net van de middelbare school kwam had ik geen idee hoe het er aan een universiteit of hogeschool toegaat. Ik heb me vooraf niet zo verdiept in de studie. Ik liet het over me heen komen. In het begin moest ik aan alles wennen en was zeker veertig uur per week met de studie bezig, net zoals ze tijdens het intakegesprek hadden gezegd. Maar daar kom ik nu niet meer aan: ik studeer tussen de 25 en dertig uur per week.’

OVERSTAPPER
Ook Willemijn Postma (19) ambieert een baan als leerkracht. Na het vwo wil ze naar de pabo. Maar als zij hoort van de academische pabo kiest zij voor deze meer uitdagende variant. Maar niet tot volle tevredenheid. Postma: ‘Ik had niet het idee dat ik werd opgeleid voor leraar, maar voor onderwijskundige. Naast een stagedag, een dag pabovakken is de rest van de week gevuld met theorie.’
Ze mist vooral de creatieve vakken zoals tekenen, muziek en handvaardigheid. ‘Die zijn toch kenmerkend voor een opleiding tot onderwijzer’, zegt ze. ‘Mijn eerste stage begon in oktober maar ik had het idee dat ik nog niks had geleerd. Terwijl wel van je werd verwacht dat je voor de klas ging staan.’
Bij aanvang van de studie heeft ze een wel een duidelijk beeld van de pabo, maar niet van onderwijskunde. ‘Ik wist niet waar ik aan begon. De voorlichting moet beter’, meent zij.

AFHAKER
Net als Postma heeft Marielle Sondij (21) kritiek op de voorlichting van de ALPO. Tijdens open dagen wordt haar verteld dat in het curriculum volop aandacht is voor management en dat afgestudeerden als leidinggevenden op scholen aan de slag kunnen. De interesse van de student, die na het havo commerciële economie studeert en inmiddels de propedeuse in de zak heeft, is gewekt en ze meldt zich aan.
Maar haar verwachting wordt niet ingelost. Ze verwacht managementvakken, maar krijgt alleen onderwijsvakken, zegt ze. De twijfel slaat bij haar toe. De stage vindt ze leuk, maar haar ambitie ligt in het leidinggeven. Wanneer duidelijk wordt dat ze een belangrijk vak – inleiding in de onderwijskunde – niet haalt dreigt ze later het jaar een negatief bindend studieadvies aan de broek te krijgen. Ze hakt de knoop door en stopt op 1 februari.

Dat zo’n grote groep gedurende het eerste jaar afhaakt verbaast Sophie Thio. Iedereen doorloopt immers een selectieprocedure en is behoorlijk gemotiveerd. Wel worden de eerstejaars in het eerste blok met een zwaar programma inleiding in de onderwijskunde geconfronteerd. ‘Dat was heel heavy’, zegt ze. ‘We werden echt in het diepe gegooid. Velen schrokken van zo’n zwaar theoretisch blok en knapten daar op af. Ik vond het ook pittig, maar het was voor mij geen reden om te stoppen.’ Afhaker Sondij: ‘Als dit vak later in het jaar gegeven zou worden, zouden we ons niet zo overvallen voelen. Dan waren de tentamens beter gemaakt en zouden er niet zoveel afhaken.’

Integratie van pabo en onderwijskunde is het uitgangspunt van de opleiding. De opleiding is nog vers is en de huidige eerstejaars zijn de pioniers die geconfronteerd worden met de kinderziektes van de opleiding. Voor universiteit en hogeschool is deze onderwijsvorm ook nieuw.
Thio: ‘Je doet eigenlijk twee aparte opleidingen: een op de hogeschool en een op de universiteit. De praktijk vind je op de hogeschool en de theorie aan de universiteit. De opleiding probeert het onderwijsprogramma op elkaar aan te sluiten zodat er een mix ontstaat. Dat lukt soms. Het ene blok denk je: wow, dit hebben ze goed gedaan en bij het andere blok zijn het twee volledig aparte cursussen.’

Zo volgen studenten tijdens het derde blok het vak ontwikkelingspsychologie: het kind van baby tot puber aan de universiteit terwijl tegelijkertijd bij de hogeschool pedagogiek centraal staat: lesgeven aan peuters en kleuters. Twee vakken die goed op elkaar aansluiten. Minder geslaagd is de combinatie van het vak reflecteren tegenover het hbo-vak rekenen. De link hierbij is lastig te leggen.
De studenten vinden bij de opleiding een gewillig oor voor hun klachten en kritiek op het curriculum. Ze hebben er begrip voor dat nog niet alles perfect in elkaar steekt. ‘Maar’, zegt Thio, ‘je voelt je soms wel benadeeld dat je in het eerste jaar zit want de volgende lichting heeft daar pas profijt van.’

UNIVERSITEIT VS HOGESCHOOL
De studenten krijgen een goed beeld van de verschillen tussen het hbo- en universitair onderwijs. Sondij: ‘De colleges bij het universitaire deel zijn behoorlijk passief. Je moet luisteren en veel studeren. Bij de pabo werk je vooral uit een boek, kun je vragen stellen, zijn er werkgroepen en werk je aan opdrachten.’ Thio: ‘Bij de hogeschool lijkt het op een middelbare school. Je zit met je klas in een lokaal en voert opdrachten uit. Het is schoolser. Bij de universiteit word je bij de colleges en werkgroepen veel losser gelaten. Je moet zelf meer doen en bedenken. Je bent zelfstandiger bezig.’ Zij heeft hier overigens geen problemen mee. ‘Die afwisseling tussen dat meer schoolsere en je koppie erbij houden vind ik een fijne combinatie.’

Na bijna een jaar ALPO maken de drie studenten de balans op. Willemijn Postma doet vanaf december vorig jaar de ‘gewone’ pabo van de HU. Ze zit op de juiste plek, stelt ze tevreden vast. Spijt van het ALPO-avontuur heeft ze niet. ‘Ik heb het in ieder geval geprobeerd en ervaren dat onderwijskunde niet mijn ding is.’
Ook afhaker Marielle Sondij betreurt haar kortstondige studie aan de academische pabo niet. ‘Voor hetzelfde geld was ik doorgegaan.’ Ze werkt nu voor een half jaar bij een bedrijf waar ze eerder voor haar studie commerciële economie stage liep. Ze oriënteert zich op een nieuwe studie.
Sophie Thio gaat door met de opleiding en wil na het behalen van de twee diploma’s voor de klas staan: ‘Eerst ga ik lesgeven, omdat ik vind dat je geen onderwijzers kunt aansturen als je zelf geen ervaring hebt in de klas. Maar ik kan me voorstellen dat ik op een gegeven moment een grotere uitdaging zoek dan vijf dagen in de week voor de klas staan. Ik kan dan de onderzoekskant op of lesmethoden schrijven. Of misschien in het management van een school.’

‘Volwaardige academische opleiding’
‘Ik schrik daar niet zo van’, reageert Dick de Wolff, directeur van de faculteit Educatie op de berichten dat 22 procent van de studenten van de academische lerarenopleiding primair onderwijs (ALPO) gaandeweg het eerste jaar is gestopt. ‘Ze hebben de propedeuse gebruikt om uit te vinden of het de juiste studie voor hen is. Daar is het eerste jaar ook voor bedoeld.’ Hij wil dan ook niet spreken van ‘uitval’ of ‘leegloop’. Want het grootste deel van hen stapt over naar de reguliere pabo of universitaire opleiding onderwijskunde en pedagogische wetenschappen. ‘De interesse voor het beroep is gebleven.’ En als je kijkt naar de uitval bij reguliere opleidingen dan is het geen opvallend hoog percentage.’
Maar gezien de toelatingseisen (vwo-diploma of hbo-propedeuse) en selectieprocedure (motivatiebrief en intakegesprek) ligt het voor de hand dat de uitval minimaal zou zijn. ‘Dat zou je inderdaad mogen verwachten’, erkent De Wolff. ‘Maar aan de andere kant volgen de studenten twee volwaardige studies en dat vraagt nogal wat van hen. Als je van de middelbare school komt ken je het hbo en universitair onderwijs nog niet zo goed en ben je misschien wat al te optimistisch. Maar we moeten de beeldvorming wel verbeteren. Bij de nieuwe werving laten we de huidige vertellen wat hun ervaringen zijn en hoe ze tegen de studie aankijken.’
Hij voegt er aan toe: ‘Ik snap dat een aankomend student naast mijn prachtig verhaal over de studie ook van de huidige studenten wil horen of dat allemaal wel waar is.’

De werving en selectie voor de ALPO, een gezamenlijk initiatief van de Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht, wordt tegen het licht gehouden. Rachel Streefland, projectleider vanuit de HU: ‘We benadrukken dit jaar extra dat studenten met de opleiding twee diploma’s halen en dus hard moeten studeren. Het is uitdrukkelijk geen pabo met een wetenschappelijk sausje maar een volwaardige academische opleiding.’ Op de intakegesprekken zal doorgevraagd worden over de motivatie van studenten.
Sommige studenten zeggen in de voorlichting op het verkeerde been te zijn gezet en vinden de ALPO te theoretisch (hoewel anderen de mix tussen theorie en praktijk als goed ervaren). De Wolff is het met deze kritiek gedeeltelijk eens: ‘Wat wij horen is dat de theorie directer verband zou moeten houden met de praktijk. Dat snap ik wel. Dat vind ik ook een goede opmerking en die wordt ook serieus genomen. Er wordt goed geluisterd naar de studenten en de scholen waar studenten stage lopen. De stagescholen zijn voornamelijk positief over de ALPO-student: ze zijn vaardig, reflectief, onderzoekend en hard werkend.’
De kritiek en opmerkingen van studenten en observaties van docenten leiden tot een aanpassing van het curriculum. Zo worden sommige vakken, zoals schrijven op bord en papier en het vak kunst, naar voren gehaald zodat studenten die kunnen toepassen tijdens de stage in het eerste jaar. Ook wordt er meer op gelet dat de vakken vanuit het universitaire deel van de studie inhoudelijk passen bij het pabo-gedeelte en zo ook relevanter voor de praktijk worden. Zo wordt de inleiding in de onderwijskunde, een vak dat door veel studenten zwaar en te theoretisch vinden, aangepast. ‘De theorie wordt zodanig aangepast waardoor de inhoud beter aansluit op de cursussen in dezelfde periode en op het vak van onderwijzer. Maar de cursus blijft van academisch niveau’, vertelt Streefland. Ook zullen de onderzoeksopdrachten meer geënt zijn op de schoolpraktijk van studenten voor de klas. Er zijn gesprekken met lectoren om te bezien of een deel van deze onderzoeken ondergebracht kunnen worden in de kenniscentra.

Uitval
Van de 52 studenten die vorig jaar september met de academische lerarenopleiding primair onderwijs (ALPO) begonnen zijn er nog 39 over. Van de uitvallers zijn er zeven overgestapt naar een reguliere pabo (vier bij de HU en drie elders), volgen er twee onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht en studeert er een pedagogische wetenschappen in Nijmegen. De overige stoppers gaan werken en oriënteren zich op een nieuwe studie.

Aanmelding
Voor komend studiejaar hebben zich 207 kandidaten aangemeld voor de selectieprocedure van de studie academische lerarenopleiding primair onderwijs (ALPO) in Utrecht. Er worden 75 studenten aangenomen. De periode van aanmelding is sinds 15 mei gesloten. Op dit moment vindt de voorselectie plaats, waarin wordt bekeken of de kandidaten aan de opleidingseisen voldoen, zoals een vwo-diploma of hbo-propedeuse. Daarna volgt de selectie op basis van een motivatiebrief, cijferlijst en intakegesprek.

Navolging
De academische lerarenopleiding primair onderwijs, waarmee de HU en UU dit jaar van start zijn gegaan, krijgt steeds meer navolging. In Leiden gaat komend jaar een vergelijkbare opleiding van start en ook in Amsterdam en Groningen bestaan plannen.
In Twente is gekozen voor een andere benadering: sinds dit jaar bestaat een samenwerking tussen hogeschool en universiteit waarbij pabo-studenten een aangepast programma krijgen en na hun afstuderen kunnen doorstromen naar de universitaire master onderwijskunde. In Arnhem/Nijmegen begint komend jaar een dergelijk initiatief, terwijl een pabo in Doetinchem zo’n traject aanbiedt in samenwerking met de Open Universiteit.
De opleidingen in oprichting volgen de ontwikkelingen in Utrecht op de voet. Dick de Wolf, directeur van de faculteit Educatie: ‘Zij doen hun voordeel met wat wij aan ervaring opdoen. De overheid heeft ons ook gevraagd dit te delen. Dat is ook goed want het komt ten goede aan de studenten elders.’