Achtergrond

Spellingsniveau studenten dramatisch’

De tijden van woordjes stampen liggen al langere tijd achter ons. Tegenwoordig moet kennis toegepast worden: vaardigheden, interactief en virtueel. Het zijn de sleutelwoorden van het ‘nieuwe leren’. Simpele basiskennis, zoals het kennen van de spellingsregels, dreigen echter ondergesneeuwd te raken.
Niet voor niets sprak HBO-raadvoorzitter Doekle Terpstra onlangs zijn zorgen uit over het spellingsniveau van hbo-studenten. Voor een taaltoets onder pabo-studenten slaagt slechts een derde. Volgens Terpstra hebben alle hbo-studenten problemen met taalbeheersing en moet er de mogelijkheid komen om dat bij te spijkeren in een jaar tussen het voortgezet en hoger onderwijs in.

Ook bij Instituut Archimedes werd de pabo-toets afgenomen. Zestig procent van de havo- en vwo-studenten en negentig procent van de mbo-doorstromers zakte. En daar wringt de schoen, zegt John Beeckman, pabo-coördinator. 'Er is een tekort aan leerkrachten, en als oplossing gooit de overheid alle paden open. Iedereen kan hier terecht, van zij-instromers en switchers tot diegenen die een verkorte opleiding volgen… Maar niet iedereen is geschikt voor het vak, sommigen hebben de vaardigheden niet in huis.’
Beeckman vindt het interessant dat iedereen in het onderwijs de problemen op elkaar afschuift: ‘Volgens mij ligt de oorzaak in principe op de pabo. Als wij betere leerkrachten afleveren, worden kinderen beter onderwezen en zo gaat het kringetje rond. Ik vind dat de pabo een universitaire opleiding moet worden, zodat alleen vwo’ers de opleiding kunnen volgen. Je ziet ook dat deze studenten veruit de beste leerkrachten worden. Maar dat is moeilijk te verkopen. Deze toets is in elk geval een eerste stap in de goede richting'.

Niet alleen pabo-studenten hebben hulp én controle nodig. Ook andere opleidingen merken taalproblemen bij hun studenten. Bij de faculteit Maatschappij en Recht krijgen studenten personeel en arbeid taalles en verschillende toetsen voorgelegd. Docent Joost Ansems: ’Bijna de helft scoort een onvoldoende, waarvan een kwart een drie of lager haalt. Het spellingsniveau van studenten is echt dramatisch en de laatste jaren lijkt het nog verder naar beneden te kelderen.’ Volgens Ansems ligt het probleem op de middelbare school. ‘De bovenbouw moet meer aandacht besteden aan het taalniveau van scholieren. In het basisonderwijs krijgen kinderen eigenlijk versimpeld Nederlands aangereikt, omdat ze op zo’n jonge leeftijd nog niet alles bevatten. In de onderbouw van de middelbare school wordt de lesstof herhaald, maar op die leeftijd kunnen leerlingen nog niet inzichtelijk leren.’ Ansems noemt het plan van Terpstra dan ook ‘niet realistisch’. ‘Je merkt dat zo’n man mijlenver van de realiteit afstaat. Pak het probleem overal aan, maar in de eerste plaats in het voortgezet onderwijs. Het is bijna crimineel dat taal zo slecht wordt onderwezen en dat studenten er uiteindelijk wel op afgerekend worden. Misselijkmakend.’

Ook Sebastiaan den Bak voorzitter van studentenbond ISO legt de schuld bij het middelbaar onderwijs maar ziet ook een rol weggelegd voor het hbo: ‘Het is hoog tijd voor de nodige reparaties in het voortgezet onderwijs. We wisten al dat het mis was en het komende kabinet zal daarin extra moeten investeren. Tot dan hebben de hogescholen de taak de kennis van studenten bij te spijkeren. Een heel tussenjaar reserveren lijkt me overdreven. Een zomerprogramma vind ik wel realistisch. Daarnaast mag het hbo ook een hand in eigen boezem steken en zorgdragen voor een optimale begeleiding van studenten.’

Wie ook het probleem bij het middelbaar onderwijs legt, is Hans Daale van het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum aansluiting hbo. ‘Snelle actie is gewenst, want er dreigt een groot aansluitingsprobleem te ontstaan: bijspijkercursussen in de avonduren, op vrije middagen of desnoods in de zomer kunnen helpen. Daarbij moeten scholieren niet het gevoel hebben  dat ze strafwerk krijgen. Maak gebruik van goede en enthousiaste docenten. En: pas de gedoceerde stof  toe in het eerste jaar. Want het is dodelijk als je beweert dat bepaalde kennis noodzakelijk is en studenten er vervolgens niets mee hoeven doen. Daarom moet het voor mbo en het voortgezet onderwijs volkomen duidelijk zijn wat studenten per se moeten weten. Meer en stevig overleg kan dit soort problemen in de toekomst voorkomen.’

De meeste vingers wijzen naar het middelbaar onderwijs. Een opvallend geluid komt van de voorzitter van de sectie Nederlands op het St. Bonifatius college in Utrecht Irmgardt van Moorselaar-Bax. De voorzitter wijst in de richting van de leerling zelf: ‘Het is gewoon desinteresse. Een leerling moet voor zichzelf beslissen of hij het wil leren of niet. Wij bieden het in ieder geval voldoende  aan. Ik denk niet dat het zou uitmaken als we er nog meer tijd aan besteden.’ Op het Boni toetsen we in de onderbouw spelling vier keer per jaar. Ook telt spelling altijd mee in de beoordeling van andere vaardigheden, zoals samenvatten of werkstukken maken. In de bovenbouw besteden we ook aandacht aan spelling, tenminste een toets per jaar. Van Moorselaar-Bax: ‘Het niveau is heel verschillend, de een heeft het altijd goed en de ander lijkt het nooit te leren. Er is ook geen verschil tussen alfa- en bètaleerlingen.’

Aan de leerling zelf dus! Marjon Koehorst, coördinator op de Jenaplan basisschool in Utrecht, is het daar niet mee eens. ‘Geef leerlingen voldoende spellingsles op de middelbare school, zodat ze op niveau te blijven. Een twaalfjarige moet in principe foutloos kunnen schrijven. Ik merk dat basisschoolleerlingen vaak moeite hebben met werkwoordspelling, daar mag het basisonderwijs meer aandacht aan besteden. Maar over het algemeen is de fundering goed, wij voeren een methode die door een uitgever is ontwikkeld aan de hand van landelijke richtlijnen. Het ‘nieuwe leren’ waarbij leerlingen heel zelfstandig moeten werken, heeft zeker invloed op hun niveau.  Ze zitten steeds vaker achter de computer. Dan hoeven ze niet zelf meer te letten op hun spelling.’

Ook opleidingen waar taal een centrale plek in het curriculum inneemt herkennen het taalvaardigheidsprobleem. Gerard Sweep, docent geschreven pers aan de faculteit Communicatie en Journalistiek, ziet bij ‘zijn’ studenten een verminderde taalvaardigheid. Studenten krijgen geen bijles, maar wel een toets waarop ze kunnen zakken. ‘Spelling wordt in het eerste en tweede jaar alleen getoetst. Het is een verplicht onderdeel in de propedeuse en je kunt er uiteindelijk op zakken. Dit jaar zijn de toetsen verzwaard. Tegenwoordig is spellen minder belangrijk, mondelinge vaardigheden hebben meer aandacht gekregen.’ En bijspijkercursussen? Ondersteuning voor gemotiveerde studenten die in het derde jaar nog niet weten te spellen ziet Sweep wel zitten.  Alhoewel, ‘de meeste studenten die niet kunnen spellen, zijn ook vaak op andere taalvaardighiedgebieden niet goed. Dan kun je je afvragen of ze wel de juiste opleiding hebben gekozen’.  

Suus Harms/HOP

Doe jij het beter?
Voorbeeldopgaven Taaltoets-pabo

‘Aan de hand van een aantal beantwoorde vragen worden de brieven geschreven’
A: goed
B: fout

‘De officiële naam van een feestdag (bijvoorbeeld pasen) schrijven we met een kleine letter’
A: goed
B: fout

‘Een grote groep kinderen hebben zich bij de massa aangesloten’
A: goed
B: fout

‘Als je mijn geheimen doorvertelt, neem ik je dat zeer kwalijk’
A: bijwoord
B: voegwoord
C: voornaamwoord
D: voorzetsel

‘De rente is dalende, dus we wachten nog met het kopen van een huis.’
A: naamwoordelijk deel
B: naamwoordelijk gezegde
C: persoonsvorm
D: werkwoordelijk gezegde

Mail je antwoorden naar Trajectum@hu.nl o.v.v. ‘Ik kan het beter’, en win een fijne prijs!

De taaltoets die op de pabo wordt gegeven bestaat uit 150 opgaven die het schriftelijk taalgebruik van de studenten op indirecte wijze meten. Dit houdt in dat de student een goed/fout oordeel geeft over de spellingswijze van woorden, spellingsregels, het gebruik van afbreekstreepjes, interpunctie en formuleringen. Het onderdeel basisgrammatica bestaat uit meerkeuze opgaven.  Bron: cito