Achtergrond

Thuisgevoel

Allochtone jongeren zijn minder succesvol in het hoger onderwijs dan autochtone jongeren. Ze doen langer over hun studie en maken minder vaak hun opleiding af. Als het aan de minister ligt komt daar een einde aan. Daarom heeft hij extra geld beschikbaar gesteld.

‘Voor ik hier begon studeerde ik een jaartje HLO-BML aan de Hogeschool Rotterdam. Daar was ik een van de weinige niet blanke meisjes. Dat is wel vreemd ja. Zeker als je, zoals ik, van een ‘zwarte’ school komt. Hier bij farmakunde zitten juist veel allochtone studenten. De meesten moeten enorm wennen aan de hogeschool. Geen hapklare lessen meer maar heel veel zelf uitzoeken en samenwerken. Voor veel studenten is het aan het begin van het jaar totaal onduidelijk wie wie is en waar je naartoe kunt met je vragen. Een aantal, zeker degenen die niet op de Open Dag zijn geweest, weten eigenlijk niet eens wat de opleiding precies inhoudt en wat je ermee kunt doen’, aldus Amna Azad, derdejaars farmakunde. Ze heeft de Farmaclub opgericht. Met gezellige activiteiten en door de leden in aanraking te laten komen net het beroepenveld wil ze studenten een ‘thuisgevoel’ geven.

Minister Plasterk heeft in met de vijf Randstadhogescholen een overeenkomst (het G5convenant) gesloten om het studiesucces van allochtone studenten te bevorderen. Tot 2014 is hiervoor extra geld beschikbaar. Sinds september 2008 zijn binnen de HU de faculteiten Gezondheidszorg (FG), Natuur en Techniek (FNT) en Maatschappij en Recht (FMR) hard bezig om de kloof in studiesucces tussen autochtone allochtone studenten te verkleinen. Met wisselend succes.
Zo heeft de faculteit Gezondheidszorg het project ‘Interculturele Communicatie’ opgezet. Het project moet leiden tot het versterken van de interculturele vaardigheden van docent, stagebegeleider en student. Het belangrijkste doel is dat studenten en medewerkers uit diverse (sub)culturen zich thuis voelen in de faculteit. Het project speelt zich tot nu toe vooral binnen de opleiding farmakunde omdat deze het hoogste percentage allochtone studenten kent. Een jaar na de start bevindt ‘Interculturele Communicatie’ zich nog in een pril stadium. Zo is na onderzoek duidelijk geworden dat studenten grote behoefte hebben aan taalondersteuning maar hoe dit vorm moet krijgen is nog niet bekend. Met de interculturele communicatie voor alle medewerkers gaat het iets beter. In een tweedaagse workshop leren docenten hoe om te gaan met verschillende culturen en referentiekaders. En tijdens de introductiedagen is hoog ingezet op het creëren van het groepsgevoel. Het idee voor de Farmaclub is buiten het project om ontstaan. Amna had nog nooit van G5 gehoord, inmiddels krijgt de club wel ondersteuning.
 
ALUMNI EN EERSTEJAARS
Bij de faculteit Maatschappij en Recht (FMR) loopt het project ‘Samen voor Succes.’  ‘Wat hebben studenten nodig om succesvol te zijn?’ vroeg de faculteit zich af. ‘Taal en binding’, concludeerden projectleiders Minke de Gruil en Maaike de Boois. ‘Naast taalontwikkeling worden eerstejaars gecoacht door alumni.’ Ameley Bechir, tweedejaars sociaal juridische hulpverlening,  is een van de studenten die gecoacht is. Doordat ze wat chaotisch is, heeft ze moeite met plannen en organiseren. Alumna Renske heeft haar door het ‘meest gehate’ vak goederenrecht gesleept. Daarnaast heeft Renske een goed netwerk. Door haar stage bij Tweedekamerfractie van GroenLinks, gaat Ameley daar binnenkort op bezoek. Wellicht kan ze er ook stage lopen.
Opmerkelijk is dat het voor de student helemaal niet uitmaakt wat de culturele achtergrond van de alumnus is. Het gaat erom in waar iemand werkt, niet of iemand Marokkaans of Nederlands is. ‘Dat hadden we wel verwacht’, zegt De Gruil. ‘De student heeft eigenlijk een hele professionele visie. Die komt hier om te studeren en straks een goede baan te krijgen.’ Opvallend is ook dat de studenten die mee hebben gedaan met het buddyproject veel meer aanwezig zijn. De Gruil: ‘Mensen die de studie spannend vinden en zich niet helemaal op hun plek voelen neigen er naar om op de achtergrond te blijven. Nu komen ze op een andere manier wel op de voorgrond, ze kennen al meer mensen, hebben contact met ouderen, horen er meer bij. Ze voelen zich meer betrokken bij de opleiding en stellen zich actiever op!’

Taalontwikkeling is bij de FMR groot ingezet. Alle 500 eerstejaars hbo-rechten en sociaal juridische dienstverlening krijgen er mee te maken. Het project is samen met docenten opgezet. ‘Wij leiden op voor een talig beroep, als jurist begin je niets zonder taal’, stelt De Boois. ‘Veel docenten zijn dus van de noodzaak doordrongen dat het taalniveau van onze studenten voldoende moet zijn.’ Het project taalontwikkeling wil behalve deficiënties wegwerken ook zorgen voor blijvende taalontwikkeling. In het eerste jaar moeten de studenten drie vakwerkstukken afleveren die worden beoordeeld op inhoud en taal. Bij een onvoldoende voor taal krijgen studenten nog geen studiepunten maar de kans om met workshops hun taal te verbeteren. Ook is er een digitaal (hogeschoolbreed) en fysiek (alleen voor de FMR) taalloket. In het tweede en derde jaar volgen meer vakwerkstukken en in de vierde uiteindelijk de afstudeerscriptie. Op deze manier wordt tijdens de gehele studie de taalontwikkeling bijgehouden. Ook docenten moeten op cursus, onder meer om te leren hoe zij opdrachten beter kunnen formuleren en taal kunnen integreren in hun vak. ‘Studenten met een onvoldoende halen geen studiepunten dus ze begrijpen wel dat ze aan hun taal moeten werken’, zegt de Boois. ‘Maar leuk vinden ze het niet.’

UNITED STUDENTS
De faculteit Natuur en Techniek heeft voor een heel andere insteek gekozen. Het project ‘United Students’ is door en voor studenten opgezet. Er is gekozen voor een netwerkvorm, klein beginnen en dan als een olievlek uitspreiden. Erica de Rooij, programmamanager bij de faculteit: ‘Door het samen met studenten te doen kom je verder. Anders bedenken wij van alles achter ons bureau waarbij de kans groot is dat je de plank finaal misslaat. Het belangrijkste uitgangspunt is dus om samen met de studenten te kijken waar en hoe je verbeteringen kunt doorvoeren.’

Het probleem waar de FNT mee kampt is dat er te weinig allochtone studenten op de faculteit studeren. Het oogt te blank en dat werkt ontmoedigend. Een vicieuze cirkel: omdat er te weinig allochtone studenten zijn denken nieuwe studenten dat ze straks zo’n beetje de enige Turk of Marokkaan zijn en besluiten om dan maar iedere dag de trein naar Amsterdam of Den Haag te pakken omdat daar wel allochtone studenten zitten.
Daar wil United Students verandering in aanbrengen. Met filmpjes, voorlichting op locatie, een aantrekkelijke ontmoetingsplek binnen de opleiding en summer- en winterschools. Ook op de faculteit wordt van alles georganiseerd, bijvoorbeeld bij het project Connecting Knowledge waarbij, op ingeroosterde uren, studenten elkaar helpen met struikelvakken. Dit loopt heel goed. Maar United Students heeft moeite om studenten bij het project te betrekken. Pepijn Duijvesteijn, de spin in het United web en een van de ambassadeurs wordt er soms moedeloos van. ‘De ambassadeurs trekken de projecten, maar studenten geven vaak aan dat ze geen tijd of zin hebben of zien het nut er niet van in. Terwijl het er wel om gaat om je eigen omgeving aantrekkelijker te maken.’  Opgeven doet hij niet. Integendeel. ‘Ik leer veel van het project en merkt dat United Students steeds bekender wordt binnen de hogeschool waardoor we meer gedaan krijgen.’.

Alle  G5-projecten op de HU gaan uit van sociale en academische binding en studievaardigheden, belangrijke voorwaarden voor een hoog studierendement. De drie projecten verschillen nogal van opzet en uitvoering maar dat is volgens G5-coördinator Saskia Hanssen een bewuste keuze. ‘We wilden niet vanaf centraal niveau de zaken regelen maar de projecten juist laten aansluiten bij de ontwikkelingen binnen de opleidingen en elke faculteit, opleiding, heeft natuurlijk zijn eigen issues. De ene faculteit heeft veel allochtone studenten maar kampt met bindings- en taalproblemen. De andere faculteit kampt juist met een gebrek aan allochtone studenten en wil voor de poort aan de beeldvorming werken en de derde faculteit zegt ‘we hebben een hele talige studie waar veel studenten moeite mee hebben dus we zetten sterk in op een taalproject.’


G5-CONVENANT
In mei 2007 brachten vijf hogescholen in de Randstad de notitie ‘Randstadhogescholen, motoren van onze economie’ uit. De notitie gaat in op het verschil in studiesucces van studenten aan de Randstadhogescholen, vergeleken met studenten elders in het land. Dit verschil wordt veroorzaakt door het relatief hoge aantal niet westerse allochtonen dat aan deze hogescholen studeert. Een jaar later zette de minister van OCW zijn handtekening onder het G5-convenant. De vijf hogescholen krijgen extra financiële steun van minister Plasterk voor initiatieven om het verschil in studiesucces te verkleinen. In de onderwijsbegroting werd hiervoor een bedrag van vier miljoen voor 2008 vrijgemaakt. Dit bedrag loopt op tot 17 miljoen in 2012. Tot 2012 kan de HU 13 procent van dit bedrag besteden. De HU heeft ervoor gekozen de middelen die hiervoor vrijkomen gericht in te zetten in het primaire proces.

Eind augustus 2009 ondertekenden de bestuurders van de Randstadhogescholen en Minister Plasterk een vervolgconvenant waarin ze prestatieafspraken vastlegden. Aanpak en resultaten worden gemonitored door Echo (Expertisecentrum Hoger Onderwijs). Hierdoor ontstaat ook een platform voor wederzijds leren en inspireren waar praktijken en resultaten worden uitgewisseld. In 2011 en 2014 wordt de balans opgemaakt van de bereikte resultaten en geïnventariseerd hoe instroom en studiesucces van niet westerse allochtonen zich in de instellingen hebben ontwikkeld.