Achtergrond

Vijftig jaar kamernood in Utrecht

‘Te hoge prijzen, te weinig comfort’, kopt de Utrechtse Courant op 27 augustus 1959 boven een artikel over woningnood onder studenten. Het toenmalige studentenkamerbureau wordt overspoeld met studenten die op zoek zijn naar woonruimte. ‘Het gebrek aan goede, niet te dure studentenkamers in Utrecht is groot’, constateert de krant.
De roep om betere en meer studentenhuisvesting gaat terug tot medio jaren vijftig van de vorige eeuw blijkt onder andere uit hert boekje SSH Utrecht 40 jaar: 1956-1996. De Nederlandse Studenten Raad (NSR), een samenwerkingsverband van studentenverenigingen, roept in 1955 de ‘noodtoestand’ uit voor Utrecht, Amsterdam, Leiden en Delft. Voor de oorlog vindt het studerende kroost van de welgestelden makkelijk een stulpje. Maar als de studentenpopulatie in de jaren vijftig langzaamaan begint te groeien, worden kamers een schaars goed.

De regering heeft er in die dagen geen boodschap aan. Het bedrijfsleven springt bij. Ondernemingen als Philips, Shell en de NS richten de Centrale Stichting Studentenhuisvesting op. Zij zamelen geld in voor de bouw van studentenwoningen, waarna ook de regering een duit in het zakje doet. Het beheer van de woningen ligt bij de universiteiten, die daarvoor aparte stichtingen in het leven roepen. In Utrecht ziet de Stichting Studentenhuisvesting (SSH) in 1956 het licht.
De SSH speurt naar oude stadspanden om die te verbouwen tot studentenhuiskamers. Johan de Witstraat 5 is in 1957 de eerste SSH-studentenwoning waar veertien vrouwelijke studenten voor 32 gulden per maand een kamer huren. Even later betrekken veertien mannelijke studenten de Lange Nieuwstraat 103. Eind jaren zestig bezit SSH bijna vijftig panden in de stad. Ook pleegt SSH nieuwbouw: In 1960 verrijzen aan de Opaalweg vier studentenpaviljoens voor 68 studenten.
De bemiddeling van de kamers is in handen van het kamerbureau, gerund door studenten. Wachtlijsten en puntensystemen bestaan nog niet: wie ‘t eerst komt, wie ‘t eerst maalt. Dit leidt tot taferelen waarbij kamerzoekers in slaapzakken voor de deur van het kamerbureau bivakkeren. Zonodig wordt er geloot met behulp van luciferhoutjes.
In de SSH-huizen gelden strenge leefregels: vrouwen en mannen wonen in aparte huizen, ‘luidruchtige’ feesten en nachtelijk bezoek van ‘de andere sexe’ zijn ten strengste verboden.  

Het verwerven van huizen en beperkte nieuwbouw blijkt dweilen met de kraan open. Alleen grootschalige nieuwbouw kan de toevloed van studenten het hoofd bieden. Op een perceel aan de Rubenslaan, gunstig gelegen tussen het centrum en de Johannapolder – de toekomstige Uithof, verrijst het eerste grote studentenproject: het Ina Boudier-Bakkerlaancomplex (IBB). Het bestaat uit een gigantische flat van 55 meter hoog en vijftien kleinere eenheden. Kosten: 16 miljoen gulden. Circa 1250 studenten kunnen er eind 1969 terecht. De kamers zijn weliswaar klein (twaalf vierkante meter), maar het complex voorziet wel in gezamenlijke ruimtes voor vergaderingen, een café, biljartkamer en een podium.
Tegenstanders van dergelijke grootschalige projecten wijzen op het gevaar van deze ‘studentengetto’s’ die hen isoleren van het ‘gewone’ volk. De discussie wakkert aan bij de bouw van het tweede megacomplex: Tuindorp West dat in de nieuwe wijk Tuindorp, in het noordoosten van de stad, uit de grond wordt gestampt. Alle ruim 1200 studentenwoningen, verspreid over vier flats, zijn in 1972 bewoond. Ander kritiekpunt is dat studenten worden bevoordeeld ten opzichte van de niet-studerende jongeren, die ook met woningnood te kampen hebben. Pogingen om tot een integratie tussen deze groepen te komen, leiden schipbreuk.
Ook op andere fronten worden studenten de helpende hand geboden. De gemeente Utrecht wil in de binnenstand bouwprojecten starten (bijvoorbeeld Hoog Catherijne) en koopt massaal panden op. Zolang die leeg staan kunnen studenten hier tijdelijk terecht. Hetzelfde geldt voor enkele tientallen bejaardenhuisjes aan de Kruisstraat. Een ander plan (dat wordt afgeblazen) is om vijfhonderd caravans te stallen in de Johannapolder. Ook andere varianten passeren de revue: woonboten, hotelkamers, kantoren en tentenkampen.
Omdat het universiteitscomplex De Uithof uit de grond wordt gestampt, laat de SSH het oog vallen op de nabijgelegen buurtgemeenten Bunnik, Zeist en De Bilt. Ondanks de vrees van deze gemeenten voor verstoring van het immer zo rustige dorpsleven, komen er woningen voor studenten.
Eind jaren zeventig bezit SSH meer dan honderd stadspanden; bij lange na niet voldoende om aan de explosief groeiende vraag te voldoen: de wachttijd beslaat drie jaar. Daarbij komt de druk van de uitdijende groep studenten in het hoger beroepsonderwijs (hbo), die eveneens woonruimte opeist. Vanaf 1981 kunnen ook zij aankloppen bij de SSH.

De politiek zit inmiddels niet stil. Medio jaren zeventig bepleit staatssecretaris Marcel van Dam in een baanbrekende nota zelfstandige woonruimte voor de alsmaar groeiende groep eenpersoons- en kleine huishoudens (HAT-eenheden). Veranderingen in de subsidieregels voor studentenhuisvesting leiden ertoe dat de SSH zich over haar positie moet beraden. Medio jaren tachtig vormt de SSH zich als eerste in Nederland om van studentenhuisvester tot algemene woningcorporatie. De naam Stichting Studentenhuisvesting wordt omgedoopt tot Stichting Sociale Huisvesting. In de jaren negentig trekt de overheid de handen af van de woningcorporaties. Zij krijgen een zak met geld, maar moeten het voortaan zonder subsidie zelf rooien.  
Met zo’n vierduizend onzelfstandige wooneenheden (kamers) zijn het vooral studenten die de SSH bedient. Maar ook andere groepen jongeren en ouderen, lichamelijk gehandicapten en vluchtelingen worden in de loop van de jaren negentig op beperkte schaal gehuisvest. In 1995 opent de SSH aan de Amsterdamsestraatweg het complex Plantage, met koop-,  sociale huurwoningen, een woonzorgproject, kantoren, winkels en plaatsen voor woonwagens. Het project geldt als pionierswerk omdat de SSH voor het eerst als projectontwikkelaar optreedt.

De voortvarende bouw van woningen en de toename in het aantal tijdelijke woningen verhinderen niet dat de wachttijden voor SSH-complexen sinds 1998 ‘explosief’ stijgen, concludeert een rapport eind 2003 over studentenhuisvesting. In ’98 is het becijferde tekort 1600 kamers, terwijl dit in 2002 opgelopen is tot ruim 2000. De bouw van enkele complexen in De Uithof biedt enige verlichting. ‘Afname kamernood in Utrecht’ en ‘Studenten sneller aan een kamer’, zo kopt de lokale krant AD/UN boven artikelen over studentenhuisvesting.
De wachtlijsten stabiliseren tot ruim veertien maanden, maar ondanks de totale capaciteit van zo’n achtduizend SSH-wooneenheden blijft studentenhuisvesting een ‘structureel probleem’, aldus het onderzoek. ‘De student woonachtig in de stad Utrecht woont klein en duur’, zo staat er te lezen. ‘In tijden van kamernood maken particuliere verhuurders graag misbruik van de ongunstige positie waar de student in verkeert.’ De krantenkop uit de Utrechtse Courant uit 1959 heeft nog niets aan actualiteit ingeboet.

Bronnen:
SSH Utrecht 40 jaar: 1956-1996, jaarverslag SSH 2005, studentenhuisvestingsmonitor Utrecht 2002

Tentoonstelling en debat Aorta
Architectuurcentrum Aorta organiseert een tentoonstelling en debat over studentenhuisvesting in Utrecht. De expositie bestaat onder meer uit nagebootste studentenkamers van vroeger en nu. Tevens is er volop aandacht voor de architectuur van de studentencomplexen die in de loop der decennia zijn gebouwd. De tentoonstelling vindt plaats van 9 mei tot en met 7 juli op het adres van Aorta: Achter de Dom 14 in Utrecht. Het debat is op 6 juni en gaat over de toekomst van de studentenhuisvesting. Meer informatie over de tentoonstelling en het debat: www.aorta.nu  

‘Doorstroming is probleem’
Of het beeld van structurele kamernood anno 2007 nog geldt, vragen Gijs Bos en Eveline de Bruijn zich af.  Zij zijn in het kader van hun stage voor de master stadsgeografie bezig met een vervolgonderzoek over studentenhuisvesting. Het probleem is niet zozeer dat er niet voldoende gebouwd wordt voor studenten, maar dat de doorstroming aan de onderkant van de woningmarkt is verstopt. ‘In Utrecht blijven veel afgestudeerden in hun studentenkamers zitten omdat er te weinig aanbod is aan zelfstandige starterswoningen, zowel in de huur- als de koopsector’, zegt De Bruijn. ‘En ook mensen in de starterswoningen blijven hangen omdat er ook een tekort aan betaalbare eengezinswoningen is’, voegt Bos er aan toe.
Maatregelen zoals de introductie van campuscontracten, die studenten verplichten om hun kamer binnen een half jaar na het afstuderen te verlaten, zijn in hun ogen niet afdoende. Bos: ‘Dat leidt er misschien toe dat de SSH meer kamers voor studerenden beschikbaar krijgt, maar daarmee is het nog geen oplossing voor de woningnood aan de onderkant van de markt. Het gevolg zou kunnen zijn dat bij gebrek aan huisvesting hoogopgeleiden de stad Utrecht noodgedwongen verlaten – de zo verfoeide braindrain.’
De twee onderzoekers zien de oplossing in het versneld bouwen van goedkope starterswoningen. En de toekomstige bewoners moeten dan eieren voor hun geld kiezen. Bos: ‘Je moet kijken wat realiseerbaar is en wat toch het dichtst bij de woonwensen komt. Er moeten concessies gedaan worden op het gebied van de locatie en de grootte van de woning. In plaats van een ruime woning in het centrum moeten starters misschien genoegen nemen met een bescheiden huis op een andere plek.’

Recente en toekomstige complexen
In 1999 opende het eerste studentencomplex in De Uithof: de Cambridgelaan biedt ruimte aan duizend studenten. Het bestaat uit twee flats van 16 verdiepingen en tien van vier en vijf etages. Vijf jaar later werden aan de Bolognelaan op het universiteitscentrum 234 kunststoffen wooncontainers – zogenaamde spaceboxen – gestapeld, zelfstandige woningen met keuken en douche. De Bisschoppen tussen de Heidelberglaan en Cambridgelaan is vorig jaar opgeleverd. De twee torens met negentien verdiepingen en elf herenhuizen herbergen 550 kamers en zelfstandige woningen.
De Casa Confetti wordt het vierde complex in De Uithof. Verspreid over vijftien verdiepingen kunnen 380 studenten er een kamer huren of zelfstandige woonruimte betrekken. De opening staat medio 2008 gepland. Zeventien woningbouwverenigingen zijn bij de financiering betrokken. In hetzelfde jaar zal aan de Javaridreef in Overvecht een huurappartementencomplex de deuren openen voor starters die de studentenkamers ontgroeid zijn. In de wijk Kanaleneiland zal eveneens in 2008 Max verrijzen. Hierin bevinden zich duizend een- en tweekamerwoningen voor starters en studenten. Een deel is bestemd voor de verhuur en de rest voor de verkoop. SSH werkt hier samen met de corporatie Bo-Ex en de Rabobank.