In een oud nummer van The New Yorker (20 mei 2013) lees ik een uitgebreid artikel over MOOCs. Dat zijn ‘massive open online courses’. Als voorbeeld wordt de zeventigjarige Harvardprofessor Gregory Nagy aangehaald, die decennialang lesgeeft over de klassieke Griekse literatuur. Hij experimenteert al een paar jaar met MOOCs en bereikt met een module meer dan 30.000 studenten, die de lessen online in vierentwintig partjes van een half uur krijgen aangeboden, want langer kunnen ze hun aandacht niet bij het scherm houden.
De University of Phoenix was een van de eerste en is nog steeds een van de belangrijkste aanbieders van for profit online education. Inmiddels zijn er ook gespecialiseerde producenten opgestaan, zoals Coursera en Udacity, die programma’s maken voor universiteiten. Harvard en MIT hebben samen edX opgezet, een non-profit MOOC company, want top schools are broadcast networks.
Net als bij de opkomst van correspondentie-onderwijs, educatie op radio en later televisie, maken velen het aangeboden onderwijsprogramma niet af. We hebben naast de open universiteiten in verschillende landen nu het internet erbij als (soms) gratis aanbieder.
Maar los van wat het betekent voor het intellectueel eigendom van de aangeboden stof, blijft men zoeken naar hoe interactiviteit en vis-à-vis contact toegevoegd kan worden, want dat is toch cruciaal in het onderwijs.