De Eerste Kamer ging gisteravond akkoord met de langstudeerboete en een hoger collegegeld voor topopleidingen. De meeste kritiek kreeg staatssecretaris Zijlstra op zijn standpunt dat deeltijdstudenten net zo snel moeten studeren als voltijders.
Twee wetten kwamen dinsdagavond aan de orde in de Eerste Kamer: de eerste ging over het verhoogde collegegeld voor langstudeerders en de tweede over selectie van studenten, extra collegegeld voor kleinschalige topopleidingen en de harde knip tussen bachelor- en masterfase.
De kersverse D66-senator en voormalig minister Thom de Graaf hield een pleidooi tegen de langstudeerwet, maar wist dat het vergeefs zou zijn: de wet zou volgens hem zeker worden aangenomen. De partijen volgden gisteren de gebruikelijke lijnen. Regeringspartijen en gedoogpartners PVV en SGP steunden het kabinet, terwijl de oppositie tegenstribbelde.
Zo laakten de leden van de oppositie de haast waarmee de langstudeerwet erdoorheen werd gejast. ‘Mijn fractie stoort zich aan het powerplay in de commissie OCW’, zei SP’er Eric Smaling, tevens hoogleraar in Twente. Dwars door alle politieke kleuren heen zou zorgvuldigheid de leden moeten verbinden, vond hij, en hij had graag nog iets langer over deze wet nagedacht.
Vrijwel alle partijen stelden vragen over de gevolgen voor deeltijdstudenten in het wetenschappelijk onderwijs: waarom zouden die net zo snel moeten studeren als voltijders? Dat het een kleine groep betreft, zoals Zijlstra benadrukt, wil toch niet zeggen dat de regering er geen rekening mee hoeft te houden, vroeg zijn partijgenoot Anne-Wil Duthler retorisch.
Daar sloten alle andere partijen zich bij aan. De regering maakt zich er op dit punt gemakkelijk van af, zei Ruard Ganzevoort van GroenLinks, tevens hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit. Zeker in het wetenschappelijk onderwijs was het volgens hem een kwalijke zaak. Het gaat om een kleine groep studenten die zich veel inspanning getroost om een opleiding te volgen naast werk en gezin. ‘Als deze groep een diploma behaalt in vijf, zes, zeven jaar, dan is dat een geweldige prestatie. Maar het kabinet zet hen weg als trage studenten.’
Zijlstra wilde eigenlijk geen concessie doen. Hij vreesde een vluchtroute, zei hij: aankomende langstudeerders zouden zich gaan inschrijven voor een deeltijdopleiding om het verhoogd collegegeld te ontduiken. Hij zag werkelijk niet hoe hij dit kon voorkomen, ook al drong het CDA (‘Debatten zijn bedoeld om nader tot elkaar te komen’) aan. Ook het idee van zijn ‘eigen’ VVD-fractie om een deeltijdstudie zonder verhoogd collegegeld voor langstudeerders alleen mogelijk te maken voor mensen vanaf de leeftijd van dertig jaar, wuifde hij weg.
Opleidingen moeten hun deeltijdopleidingen ook niet zomaar uitsmeren over het dubbele aantal jaren van een voltijdopleiding, vond hij. Misschien konden die deeltijdopleidingen best sneller. De pijn zit volgens hem sowieso alleen in het wetenschappelijk onderwijs, want in het hbo gaan deeltijders even snel als voltijders.
De kern van het probleem is de definitie van deeltijdstudent. ‘Die stelt in de wet eigenlijk niet zoveel voor’, aldus de staatssecretaris. Een deeltijdstudent krijgt geen studiefinanciering, maar veel meer dan dat staat er niet. Het voordeel is volgens hem dat de opleidingen hierdoor veel vrijheid hebben, en daarom wilde hij ook niet beloven dat hij aan die definitie ging sleutelen.
Het enige wat hij wel wilde beloven, was een ‘brede discussie’ over de deeltijdstudent. Voor het einde van het jaar zou hij een beschouwing naar het parlement sturen. Mocht het mogelijk zijn en zin hebben, dan kon hij het probleem alsnog aanpakken. Daar nam senator Anne-Wil Duthler van de VVD genoegen mee. Haar collega Essers van het CDA ook, al noemde die laatste de gevolgen van de langstudeerwet met nadruk ‘disproportioneel’ voor een klein groepje deeltijders in het wetenschappelijk onderwijs.
GroenLinks wilde ‘net één stapje verder gaan’ en diende een motie in die de regering opriep ervoor te zorgen dat de maatregelen tegen de langstudeerders de deeltijdstudent niet buitensporig zou treffen. Die is unaniem aangenomen.
Voor de andere wet, Ruim baan voor talent, hadden vooral SP en GroenLinks geen goed woord over. Het beste onderwijs dreigt een voorrecht te worden voor de elite, smaalden ze. Ook de PvdA, in het vorige kabinet medeverantwoordelijk voor deze wet, stelde hier een vraag over: hoe voorkom je dat kinderen uit armere gezinnen zich niet inschrijven voor kleinschalige topopleidingen, enkel omdat ze terugschrikken voor het hogere collegegeld?
Staatssecretaris Zijlstra zou dat niet verstandig vinden, want ze kunnen het collegegeld gewoon lenen. Instellingen mogen bovendien voor arme studenten een uitzondering maken op het hoge collegegeld voor zulke kleinschalige topopleidingen: dat gebeurt over de hele wereld bij dure instellingen. Dit antwoord volstond voor een ruime meerderheid inclusief de PvdA.
Verder spraken de partijen over details van minder gewicht. Zo wilde CDA-lid Essers weten hoe Zijlstra ervoor ging zorgen dat opleidingen goede informatie zullen bieden aan studenten. Als een bedrijf aandelen uitgeeft, worden er ook hoge eisen gesteld aan het prospectus voor investeerders, dus waarom zouden instellingen niet aan een paar regels moeten voldoen?
Mooie vergelijking, vond Zijlstra, maar hij wilde niet te veel regels opleggen. Het kabinet maakt intakegesprekken mogelijk, antwoordde hij. Daarin moet de relevante informatie boven water komen. In het onderwijs- en examenreglement staat trouwens ook waar een opleiding aan moet voldoen en studenten kunnen naar de rechter stappen als een opleiding haar beloften niet nakomt.
De wet Ruim baan voor talent werd uiteindelijk zonder stemming aangenomen, al lieten enkele partijen aantekenen dat ze ertegen waren. Behalve SP en GroenLinks waren dat ook de Onafhankelijke Senaatsfractie en ouderenpartij 50Plus.