Een kaars voor me op tafel, uitzicht op zee en in mijn ooghoek een opgetuigde kerstboom. Ik ben in het Strandhotel op Terschelling. Al acht jaar kom ik hier, altijd in december. Net als zo’n veertien andere vaste gasten, voornamelijk vrouwen. Wat we gemeen hebben: we schrijven. De een werkt aan een historische roman, de ander aan een kinderboek, weer een ander aan een columnbundel. En ik – dit keer – aan de afronding van mijn masterscriptie.
We hebben het hele hotel voor onszelf (want: afgehuurd) en schrijven in de huiskamer annex het restaurant. Overdag zitten we allemaal aan een eigen tafeltje te typen, soms gaan we even ‘buurten’, geven elkaar een schrijftip of moedigen elkaar aan. Ook lunchen, borrelen en dineren we (coronasafe) samen. Dan komen de wijntjes op tafel, de borrelhappen en vooral: de verhalen.
’s Avonds, in mijn kleine kamertje, een bordje met daarop Eat, Beach, Sleep aan de muur, zand dat naar binnen is gewaaid op de vensterbank en witte lakens op het bed, denk ik aan de dag van morgen. Aan hoofdstuk 4 van mijn scriptie, over de ervaren sociale steun van studenten Journalistiek. Sociale steun van vrienden/studiegenoten blijkt ontzettend belangrijk, met name voor het vormen van een buffer tegen stress. Meer dan ooit begrijp ik dat. Maar dan moet je die vrienden/studiegenoten wel kunnen ontmoeten…
Vorige week gaf ik mijn studenten (online) een schrijfopdrachtje. ‘Zorg in ieder geval dat corona er op een of andere manier in voorkomt’, zei ik. Het eerste stukje tekst dat ik ontving, luidde als volgt: ‘Wat een kuttijd is het.’ Ik zeg het tegen mezelf als ik bij mijn werk naar binnen loop, met mijn collega’s praat en de onzekerheid over hun baan in hun stem hoor. ‘Wat een kuttijd is het’ zeg ik tegen mijn klasgenoten als we het hebben over onze quota’s. ‘Wat een kuttijd is het’ zeg ik tegen mezelf wanneer ik weer op mijn kamer naar een blank Word-document zit te staren.
Studenten hebben het moeilijk. Het leven dat zij momenteel moeten leiden is ‘tegennatuurlijk’. Geen borrels, geen etentjes, geen verhalen, geen steun aan en van elkaar. En dat terwijl juist jongeren tussen de 18 en 24 jaar dit zo nodig hebben. Gezelschap van vrienden zorgt bij hen voor activiteit in die stukken van het brein die in verband staan met beloning. En pas als studenten gemotiveerd zijn, aangemoedigd worden en de ruimte krijgen, kunnen hun talenten tot bloei komen.
Daarom zeg ik: zoek waar het kan anderen op. Spreek af in de bibliotheek. Daar kun je alleen toch coronaveilig samen zijn. Af en toe een praatje tussendoor of samen een kop koffie drinken of even overleggen. Ik merk het, zwoegend aan mijn scriptie in het fijne gezelschap van mijn collega-schrijvers zelf: even écht contact hebben, het maakt het verschil.
Ook interessant: Studenten uit de OC Vaktherapie: ‘Ik wilde zien wat er achter de schermen gebeurt’
Columns