Achtergrond

FORUM: De sluipmoordenaar van de kenniseconomie

Studenten protesteren tegen een mogelijke aantasting van de studiefinanciering. Ondertussen doen gevestigde politieke partijen hun best de kiezers verder van de politiek te vervreemden door hun opportunistische cijfergegoochel. Kortom: het wordt tijd dat er helderheid komt over de stiekeme wijze waarop het kabinet Balkenende IV de kwaliteit van het hoger onderwijs om zeep dreigt te helpen. Want de gevolgen voor Nederland als kennisland zijn niet te overzien. Het vraagstuk van de studiefinanciering verbleekt bij wat er geruisloos is veranderd. Zowel de werkgevers (HBO-raad, VSNU) als de studentenvakbond (LSVb) hebben zitten slapen, of zijn anderszins de weg kwijt. Gelukkig kan het tij nog worden gekeerd met een oplossing die zó voor de hand ligt dat het verbijsterend is dat de politiek daar niet zelf op is gekomen.

Eerst een paar feiten op een rij: De Nederlandse (kennis)economie heeft dringend behoefte aan toptalent. De meestbelovende studenten volgen vaak twee of meer studies. Naast elkaar of na elkaar.
De gemiddelde student doet meer dan vijf jaar over een vierjarige universitaire studie. Mede doordat werken naast de studie de normaalste zaak van de wereld is geworden. Meer dan 2 dagen per week werken is geen uitzondering. De hedendaagse student stelt vrij hoge materiële eisen.
Zowel docenten als studenten klagen over teruglopende kwaliteit van het onderwijs. Studenten stoppen te weinig tijd in hun studie, en opleidingen besteden te weinig tijd aan talentvolle gemotiveerde studenten.
Het maken van een goede studiekeuze voor je twingste blijkt volgens betrouwbaar onderzoek niet goed mogelijk te zijn. De hersenen zijn daarvoor nog onvoldoende ontwikkeld. Het is dus niet vreemd dat nogal wat studenten pas na enkele jaren hoger onderwijs ontdekken welke studie het best bij hen past.
Er dreigt een gigantisch docententekort. Wil het vak van docent aantrekkelijker worden, dan zal niet zozeer het salaris moeten stijgen (D66) maar wel de lol in het werk. Dat betekent meer autonomie en minder bureaucratie.

Wat heeft het kabinet Balkenende IV – met goedkeuring van de Tweede Kamer en zonder tegenwerking van werkgevers en vakbonden- gedaan? In de WHW (Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) heeft het kabinet de bekostigingsregels voor het hoger onderwijs in twee opzichten ingrijpend veranderd.
Ten eerste krijgen studenten nog maar één bachelor/master in het wetenschappelijk onderwijs bekostigd. Datzelfde geldt overigens voor het hoger beroepsonderwijs. Dat betekent dat zij voor een tweede studie in plaats van het gewone collegegeld (plusminus € 1600,-) een instellingscollegegeld moeten gaan betalen. Dit bedrag ligt tussen de € 6000,- en € 12.000,-! Zonder rijke welwillende ouders wordt het haast onmogelijk meer dan één universitaire studie af te ronden.
Hogescholen krijgen maximaal vier jaar bekostigd voor een hbo-student. Daarbij tellen eerdere studiejaren bij een andere hogeschool mee! Datzelfde is van toepassing op universiteiten. Een hogeschool krijgt voor een student die eerder al twee jaar bij een andere hogeschool een andere studie heeft gevolgd nog maar twee jaar bekostiging. Over hoe de onderwijsinstellingen met deze soms dramatische terugval in inkomsten moeten omgaan, rept geen politicus. Opleidingsmanagers (zeker van opleidingen die veel studieswitchers aantrekken) zitten inmiddels met de handen in het haar.

De gevolgen van deze ondoordachte wetswijziging zijn zonneklaar. Toptalenten worden financieel geblokkeerd om meer dan één studie te volgen; met hele happen uit het budget evenveel studenten onderwijs geven betekent dat het niveau van het hoger onderwijs daalt en dus diploma-inflatie. Dit laatste wordt versterkt doordat het kabinet een diplomabonus heeft bedacht: zodra de student het einddiploma heeft behaald, krijgt de onderwijsinstelling een jaar extra gefinancierd. Managers zullen dus aansturen op het zo snel mogelijk behalen van diploma’s. En het werk voor de docenten wordt nóg minder aantrekkelijk. De nadruk ligt op studierendement in plaats van op ontwikkeling van talent. De kenniseconomie wordt hiermee op de helling gezet. Hoeveel banen dit op termijn gaat kosten, moet het CPB nog gaan berekenen…

Mocht de studiefinanciering worden vervangen door een studielening, dan is het scenario even simpel als voorspelbaar: studenten gaan nóg meer werken naast hun studie om hoge schulden te vermijden. Hun studie duurt langer, de bekostiging voor instellingen wordt minder, etc.

Natuurlijk is dit alles ingegeven door bezuinigingsnoodzaak. Het hoger onderwijs werd te duur. Het kabinet – incluis PvdA-onderwijsminister Plasterk – had een andere keuze kunnen maken. Een die geen klassenongelijkheid betekent, en meer geld oplevert. Het recept is simpel. Bekostig als overheid het onderwijs volledig voor studenten die alles halen (zestig studiepunten per jaar), ongeacht hoeveel studies ze volgen. Mocht een student niet alle studiepunten halen, dan draait deze zelf naar evenredigheid op voor de kosten daarvan. Haalt een student de helft van de studiepunten in een jaar, dan betaalt deze de helft van het collegegeld terug. Dat bedrag kan eventueel geleend worden via een sociaal leenstelsel. Omdat een goede studiekeuze maken lastig is voor adolescenten lijkt het redelijk dat studenten die binnen een half jaar stoppen met een eerste studie niets terug hoeven te betalen. Het effect van deze maatregel is duidelijk: studenten zullen harder werken, omdat studeren loont. En een talentvolle student is niet afhankelijk van rijke welwillende ouders. Nederland als kennisland is nog niet verloren, maar snelle actie is wel vereist.

Joost Ansems
Docent organisatiekunde aan Hogeschool van Utrecht