Vrouwen en migrantenkinderen met een hbo-diploma hebben het nog altijd moeilijk bij hun start op de arbeidsmarkt. Maar opvallend genoeg geldt dat niet voor kinderen van laagopgeleide ouders.
Dit blijkt uit een nieuwe analyse door het Maastrichtse onderzoeksbureau ROA van de Hbo-monitor die in april uitkwam. De makers hebben nu gekeken hoe verschillende groepen hbo’ers op de arbeidsmarkt presteren in de jaren na hun afstuderen.
In het onderwijs hebben kinderen van laagopgeleide ouders het moeilijker dan de rest: ze krijgen lagere schooladviezen en haken vaker af. Maar áls ze uiteindelijk een hbo-diploma op zak hebben, doen ze het net zo goed als de hbo’ers die dankzij hun hoogopgeleide ouders wat makkelijker door het onderwijs zeilden. Zoals het ROA schrijft: ze blijken zich ‘effectief te hebben losgemaakt van een eventueel nadeel op de arbeidsmarkt’.
Dat hadden de makers niet gedacht, want er zijn ook allerlei onderzoeken die de andere kant op wijzen. ‘Die keken misschien niet naar het onderwijsniveau’, zegt onderzoeker Barbara Belfi. Het ROA heeft zelf ook niet alles kunnen bekijken. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat deze hbo’ers vaker van het vwo komen en door hun sociale herkomst niet voor de universiteit durfden te kiezen. Dan zijn ze dus toch gehinderd, maar dat is niet zichtbaar in dit onderzoek.
Vrouwen
Voor vrouwen is het een ander verhaal. ‘Het carrièreverloop van mannen en vrouwen blijkt daarentegen wel fors te verschillen, zowel op korte als op middellange termijn’, zien de onderzoekers. Ze zijn vaker werkloos dan mannen en verdienen minder. Al bij hun start op de arbeidsmarkt is hun uurloon vijf procent lager en dat loopt in enkele jaren op naar twaalf procent. ‘Zorgwekkend’, vindt het ROA, zeker als je bedenkt dat mannen ook nog eens meer uren draaien.
Komt het misschien doordat vrouwen kinderen krijgen en dan veel voor de kinderen zorgen? Nee, daar vindt het ROA geen aanwijzingen voor. ‘Enigszins tegen de verwachtingen in bleken gezinsvorming en zorgtaken hooguit een marginale rol te spelen bij de slechtere arbeidsmarktpositie van vrouwen op zowel korte als middellange termijn.’ Ook al besteden vrouwen meer tijd aan zorgtaken dan mannen, volgens de cijfers van het ROA heeft het weinig invloed op de ontwikkeling van hun carrière.
Discriminatie
De onderzoekers speculeren over verschillen tussen mannen en vrouwen in onderhandelingsvaardigheden en overtuigingskracht. Een deel van de loonkloof valt te verklaren uit de keuze voor deeltijdwerk en opleidingsrichting. Maar discriminatie door de werkgevers ‘valt ook zeker niet uit te sluiten’.
Ook bij hbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond is er een ‘substantieel onverklaard effect’. Met andere woorden, je kunt kijken naar de studiekeuzes en baanvoorkeuren van deze hbo’ers, maar daarmee is hun achterstand niet helemaal verklaard: op de middellange termijn heeft slechts 90,7 procent van hen een baan, tegen 97,5 procent van de hbo’ers met een Nederlandse achtergrond.
Toch valt er veel te winnen als studieadviseurs in het voortgezet onderwijs met name leerlingen met een migratieachtergrond goed voorlichten over de kansen op een baan die bepaalde opleidingen bieden, vermoedt het ROA.