Hogescholen krijgen hun eigen promotietrajecten: het professional doctorate. Maar waarom wil het hbo graag eigen promovendi? En wat zijn de verschillen met promoties aan de universiteit?
Begin oktober was er een officiële lancering, waar demissionair minister Dijkgraaf ook kwam opdraven, maar eigenlijk is het experiment met het professional doctorate allang van start gegaan.
In mei kwam er groen licht voor de eerste elf kandidaten en in augustus kwamen daar nog zeven anderen bij. Er zijn dus al achttien kandidaten begonnen en dit jaar zijn er nog twee selectierondes.
Het is dus nog een proef?
Ja, het professional doctorate krijgt zeven jaar de tijd om zich te bewijzen. Er gaan vier lichtingen van hbo-promovendi van start, die vier jaar de tijd krijgen om hun doctoraat te behalen. In totaal gaat het om 135 deelnemers in zeven domeinen.
Aan de universiteit schrijven promovendi een proefschrift. Wat doe je bij een professional doctorate?
Deelnemers maken een portfolio met ‘bewijsmateriaal’, dat door een commissie van lectoren en ‘praktijkpartners’ zal worden beoordeeld. Het kan van domein tot domein verschillen. In de kunst zal het anders gaan dan in pakweg de verpleegkunde of techniek. Het klinkt nog een beetje vaag, maar het experiment is dus mede bedoeld om ervaring op te doen met zulke beoordelingen.
En krijgen de deelnemers dan een officiële professional-doctorstitel?
Nee, nog niet. De hogescholen streven ernaar dat het professional doctorate in de wet komt te staan, zodat de kandidaten uiteindelijk een beschermde titel mogen voeren. Maar de huidige kandidaten kunnen daar niet zeker van zijn. Wel krijgen ze, voor wat het waard is, een ‘certificaat’.
Waarom moest dit er komen?
Er was na de hbo-master nog geen verdieping mogelijk zoals de promotie aan de universiteit en al jaren willen de hogescholen daar verandering in brengen. Het idee: praktijkgericht onderzoek kan op zichzelf al interessant of vernieuwend zijn, maar hopelijk brengt het ook het onderwijs verder. Minister Dijkgraaf vindt dat ook een goede ontwikkeling. Hij vergelijkt het vervolgonderwijs graag met een waaier, waarin mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs naast elkaar liggen. In alle drie de soorten onderwijs zou je zo ver moeten kunnen komen als je wilt.
Komen er dan ook promovendi in het mbo?
Het is zeker niet ondenkbaar. Minister Dijkgraaf zou het wel interessant vinden. Universiteiten hebben hoogleraren, hogescholen hebben lectoren en mbo-instellingen hebben ‘practoren’ die onderzoek doen.
Doen alle hogescholen mee?
In het lijstje staan vijfentwintig van de 36 hogescholen, die in zeven domeinen professional doctorates willen hebben. Elf hogescholen doen in meer dan één domein mee; hogeschool Saxion en de Hogeschool van Amsterdam elk in vijf domeinen.
Ook de Hogeschool Utrecht doet sinds begin dit jaar mee aan deze proef. Het biedt de mogelijkheid om op vier van de zeven domeinen als pd’er aan de slag te gaan.
Wat voor domeinen?
De meeste kun je wel raden, zoals duurzaamheid, gezondheid, onderwijs, techniek en kunst. Daarnaast zijn er ook trajecten in toerisme en vrije tijd en in het domein ‘maritiem’. Dat laatste gaat bijvoorbeeld ook over kustverdediging tegen overstromingen.
Geef eens een voorbeeld van een professional doctorate.
In het lijstje van de allereerste PD-kandidaten staat Risk Hazekamp van Avans Hogescholen bovenaan. Die werkt aan een antwoord op de letterlijk en figuurlijk ‘toxische geschiedenis’ van fotografie: denk aan de chemicaliën bij analoge fotografie, maar ook aan de ‘toxische’ creatie van sociaal-politieke machtsstructuren via foto’s. Hazekamp zoekt naar alternatieve fotografische methodes ‘om de wereld te bekijken zonder camera, middels een niet-chemisch productieproces en vanuit niet-menselijke blik’.
En is dit een beetje representatief voor alle PD-trajecten?
Je hebt ook heel andere PD’s. Aan de Hogeschool van Amsterdam bijvoorbeeld doet Chico Taguba onderzoek naar de vraag hoe jonge statushouders de weg naar de hulpverlening vinden als ze met psychische problemen of een verslaving kampen. Bij Saxion verdiept Sarah Ros-Philipsen zich in de vraag hoe professionals in het sociaal domein en de gezondheidszorg kunnen samenwerken bij leefstijlondersteuning.
Wie selecteert de deelnemers?
De hogescholen zoeken hun eigen kandidaten (bijvoorbeeld via een interne selectie of een open vacature) en leggen hun keuze voor aan een ‘graduate commissie’ van het domein. Die checkt of de kandidaat aan alle voorwaarden voldoet. Ligt er bijvoorbeeld een goed plan van aanpak? Heeft de kandidaat een masterdiploma en werkervaring?
Wie betaalt deze trajecten?
Voor de helft komt het geld van SIA, de hbo-tak van onderzoeksfinancier NWO. ‘Per PD-kandidaat kan een hogeschool maximaal € 248.000 aanvragen’, staat op de website van SIA. ‘Hiervan is € 234.600 bestemd voor een tegemoetkoming in de loonkosten en € 13.400 voor reis- en studiekosten.’ Voor de andere helft komt het geld van de hogescholen. De overheid geeft hun immers geld voor praktijkgericht onderzoek en dat is mede bedoeld voor deze pilot.
Promovendi verdienen meestal niet zoveel. Hoe zit dat met PD-kandidaten?
In principe werken ze in schaal 11, net als de meeste hbo-docenten, dus ze verdienen bij een voltijdsaanstelling tussen de 4.200 en 5.900 euro per maand. Dat is inderdaad een verschil met universitaire promovendi, die uitkomen op een salaris van 2.800 à 3.500 euro.
En wanneer weten we of het een succes is?
Zodra de eerste PD-kandidaten hun traject hebben afgerond, komt er een evaluatie. Dat is dus over vier jaar. De evaluatie leidt vast tot aanpassingen – dat gaat bijvoorbeeld over de selectie van kandidaten of de begeleiding door de lector – maar de kans is klein dat het hele systeem weer van tafel gaat. Hoe dan ook kunnen alle kandidaten hun traject afmaken.
Maar het experiment kan toch faliekant mislukken?
Jawel, maar dan wordt het motto ‘try again, fail again, fail better’. Want in de politiek heerst een groot vertrouwen dat praktijkgericht onderzoek van groot belang kan zijn voor de economie en voor maatschappelijke vraagstukken. Bij de hogescholen zelf uiteraard ook. Mocht het professional doctorate nog niet zijn wat men ervan verwacht, dan is de vraag niet ‘moeten we dit doen’, maar ‘hoe kunnen we dit verbeteren’.