Nieuws

Kennis leraren in opleiding landelijk vastgesteld

Studenten van lerarenopleidingen mogen straks pas afstuderen als ze slagen voor een landelijke kennistoets. Dat moet een einde maken aan de kritiek op hun niveau.

Gistermiddag nam staatssecretaris Van Bijsterveldt de zogeheten ‘kennisbases’ in ontvangst van de pabo’s en achttien tweedegraads lerarenopleidingen. Daarin wordt opgesomd wat afgestudeerden minimaal moeten weten van de vakken waarin ze lesgeven. Deze vakkennis zou ongeveer vijftig procent van de totale opleiding beslaan. De andere helft van de tijd gaat op aan vakken als algemene pedagogiek en didactiek, ict-kennis en aan praktijkstages.

De kennisbases zijn opgesteld door experts van binnen en buiten de lerarenopleidingen en worden volgend studiejaar ingevoerd. Ze zijn een antwoord op de kritiek op de vakkennis van jonge onderwijzers en docenten. De bijbehorende toetsen, die worden afgenomen na de propedeuse en aan het eind van de opleiding, zullen dit voorjaar worden ontwikkeld. De toetsen kunnen per hogeschool verschillen, maar veronderstellen wel dezelfde kennis. Wie zakt, krijgt geen diploma.

Verwarrend aan de term kennisbasis is dat ook de vakdidactiek er onder valt. Een leraar geschiedenis moet bijvoorbeeld weten welke factoren leidden tot de Europese eenwording, maar ook hoe hij dat kan uitleggen aan zijn leerlingen.

Aan de pabo’s krijgen eerstejaars studenten voortaan minimaal tien uur reken- en taalonderwijs per week. De eisen waaraan de studenten moeten voldoen, staan in de kennisbases Nederlandse taal en rekenen-wiskunde. Ook voor de andere pabo-vakken gaan landelijke kenniseisen gelden. Omdat het onderwijsprogramma daarmee te zwaar dreigt te worden, zullen de pabo-studenten zich moeten specialiseren. Meteen bij het begin van de studie of na de propedeuse – daarover verschillen de meningen nog – moeten ze kiezen of ze zich toeleggen op lesgeven aan het jonge kind, of juist aan het oudere kind. Een definitief standpunt van de hogescholen wordt dit voorjaar verwacht.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt zei blij te zijn dat de opleidingen zelf het initiatief hebben genomen tot de kennisbases en dat er geen blauwdruk uit Den Haag hoefde te komen. Volgens HBO-raad-voorzitter Doekle Terpstra zijn de kennisbases er ‘ondanks’ de politiek gekomen. ‘Vier jaar geleden werden we nog weggehoond toen we bij de vorige minister aandacht vroegen voor de gebrekkige taal- en rekenvaardigheden van aankomende eerstejaars. Nu is het een geweldig issue en zijn we het met de staatssecretaris eens over de impuls die we er samen aan willen geven.’

Voorzitter Kete Kervezee van de PO-raad, de koepelorganisatie van het basisonderwijs, noemde de kennisbases een duw in de goede richting. Wel maakte ze de kanttekening dat inhoudelijke kennis niet de enige voorwaarde is voor goed onderwijs. ‘Een deskundige is nog geen goede leerkracht; hij moet de stof ook inzichtelijk kunnen maken voor leerlingen. Ook NVAO-voorzitter Karl Dittrich waarschuwde dat de balans niet te ver door mag slaan richting de kennis.’