De master ‘journalistiek in een crossmediale nieuwsomgeving’, die 4 februari van start zou gaan, is op het laatste moment afgeblazen. Er zijn te weinig deelnemers.
Journalisten bloggen en twitteren erop los. Steeds meer kranten en tijdschriften zijn digitaal na te pluizen op de iPad. Tv- en radioprogramma alsmede printmedia beschikken over websites. Die crossmediale ontwikkeling is niet te stuiten en gaat de komende jaren in verhevigde mate door. Het is daarom niet verwonderlijk dat de faculteit Communicatie en Journalistiek op dit gebied een master lanceert.
Maar vlak voor de start in begin februari moest de directie van het Centrum voor Communicatie & Journalistiek (CCJ) de zaak afblazen. Met zeven aanmeldingen voor de gehele master en vier voor de afzonderlijke modules is de opleiding niet rendabel. Een tweede belangrijke reden, zo wordt geopperd, is dat zo weinig deelnemers niet bevorderlijk is voor een dynamisch groepsproces.
Naar de oorzaak van de achterblijvende belangstelling kan Inge Blauw, directeur van het CCJ, alleen gissen. ‘Door de crisis staat de markt erg onder druk’, zegt zij. ‘Bedrijven en zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel; red.) zijn minder snel bereid geld aan opleidingen uit te geven.’
INVESTERING
Daarnaast kan het zijn dat de reclamecampagne te laat op gang kwam zodat potentiele studenten te weinig tijd hadden om een beslissing te nemen over een dergelijke forse investering in tijd en geld. Cursisten zijn immers gedurende tweeënhalf jaar een dag in de week kwijt en dienen 17.500 euro op te hoesten. Met het argument dat de opleiding te duur zou zijn, is Blauw het niet eens. ‘Dat is makkelijk gezegd. Het is niet duurder dan andere masters. Maar het is veel geld.’
Aan het onderwijsprogramma kan het niet liggen. De basis van de master is overgenomen van de Media Academie in Hilversum, die medio 2009 failliet ging. De oorspronkelijke opleiding focuste zich sterk op radio en televisie. Dat is uitgebreid met print, internet en uitgeverij. Daarnaast richtte de oude master zich vooral op allochtone studenten die klaargestoomd werden tot journalisten. Ook de doelgroep werd in de master nieuwe stijl veranderd. ‘We mikken op potentiele groeiers binnen de mediaorganisaties’, zegt Piet Bakker, lector Massamedia en Digitalisering. ‘Dat zijn ervaren journalisten die in de toekomst managementfuncties gaan bezetten. Zij moeten dan teams aansturen en beleid maken. Die facetten hebben we aan het programma toegevoegd.’
BOEGBEELDEN
Ook de docenten kunnen niet aangemerkt worden als de oorzaak van de minimale belangstelling. Behalve Bakker, autoriteit op het gebied van innovatie in de media, vormen de lectoren Pieter Broertjes (oud-hoofdredacteur van de Volkskrant) en Ad van Liempt (gerenommeerd tv-programmamaker) de boegbeelden. Dat critici de laatste twee als journalisten van de oude garde bestempelen, vindt Bakker onterecht. Broertjes leidde immers de Volkskrant het internettijdperk in en Van Liempt stond aan de basis van menig vernieuwend tv-programma. Daarbij staan bijvoorbeeld Heleen van Lier (redacteur sociale media bij de Volkskrant) en Bart Brouwers (hoofd van een online lokaal nieuwsnetwerk van de Telegraaf) de oudgedienden terzijde.
De master is nadrukkelijk geen veredelde cursus twitteren, bezweert Bakker. Natuurlijk krijgen de cursisten wel een stoomcursus Facebook en Twitter. Maar zij krijgen ook inleidingen in de nieuwe journalistieke omgeving en visuele cultuur en passen de opgedane kennis en inzichten toe in een New Media Lab. Hiermee wordt een nieuw medium uit de grond gestampt dat werkt met tv, radio, print en internet.
VERDIENMODELLEN
Ook de zogenaamde verdienmodellen worden behandeld. Het is denkbaar de papieren krant of het tijdschrift op te heffen en een website op te zetten waarvoor bezoekers moeten betalen. Of alle content gratis aan te bieden op het web om vervolgens adverteerders te trekken. Maar dat zijn slechts twee van de tientallen mogelijkheden. ‘Het businessmodel van The Wall Street Journal is niet hetzelfde als van de Barneveldse Krant’, zegt Bakker.
Ondertussen staat de master in de ijskast en wordt gezocht naar alternatieve vormen. Eén optie is om de afzonderlijke modulen al dan niet in gedeeltes aan te bieden. ‘Dan kunnen mensen nu een module volgen en over een jaar weer een. Zij krijgen daarvoor een certificaat en kunnen op den duur alsnog een mastertitel halen’, zegt directeur Blauw. ‘En stel dat we in samenwerking met externe partijen voldoende aanmeldingen binnen krijgen dan starten we de master alsnog in september.’