Op Internationale Vrouwendag (8 maart) staan we stil bij de achterstand van vrouwen in de wereld. Maar er valt ook iets te vieren: in het Nederlandse hoger onderwijs presteren vrouwen al jaren beter dan mannen.
Een van de mooiste argumenten voor de emancipatie van vrouwen staat op naam van de negentiende-eeuwse filosoof John Stuart Mill: die vond het “quite superfluous” om vrouwen iets te verbieden wat ze van nature niet kunnen. Laat het ze maar proberen, zei hij.
Maar niet iedereen kon zulke argumenten op waarde schatten. Vrouwen waren eeuwenlang niet welkom aan universiteiten. In 1636 moest de 29-jarige Anna Maria van Schurman achter een gordijntje zitten om colleges te volgen aan de universiteit van Utrecht.
Het zou nog bijna tweeënhalve eeuw duren, tot 1871, voordat Aletta Jacobs (1854-1929) als eerste Nederlandse vrouw officieel werd toegelaten tot de universiteit. Zij werd arts en groeide uit tot Nederlands bekendste feministe.
Tegenwoordig zijn vrouwen bepaald geen uitzondering meer in het hoger onderwijs, laat staan dat hun capaciteiten ter discussie staan. Enkele statistieken op een rij.
Universiteit
Er gaan meer vrouwen dan mannen studeren. Van de universitaire eerstejaars bachelorstudenten is 56 procent vrouw en 44 procent man: dertienduizend om tienduizend studenten.
Na vijf jaar studeren heeft nog niet de helft van alle mannelijke wo-studenten de bul behaald, tegenover bijna tweederde van de vrouwen. Na acht jaar studeren heeft 75 procent van de vrouwen haar bul, tegen 65 procent van de mannen.
Meer dan een derde van het wetenschappelijk personeel aan de universiteiten is vrouw, terwijl dat tien jaar geleden nog maar een kwart was. Dat is vooral te danken aan de toename van het aantal vrouwelijke promovendi en universitair docenten.
Alleen schiet het nog niet erg op met het aandeel vrouwelijke hoogleraren. Het neemt langzaam toe, maar slechts 12,4 procent van alle hoogleraren is vrouw. Daarmee bungelen we onderaan in de internationale vergelijkingen. Onder Nederlandse promovendi is 43,6 procent vrouw.
Hogeschool
Ook in het hoger beroepsonderwijs starten meer vrouwen dan mannen: 56 duizend om 48 duizend. Dus aan het begin van het studiejaar is 46 procent van de eerstejaars hbo-studenten man, terwijl 54 procent vrouw is.
Vijf jaar later heeft bijna tweederde van de vrouwen het hbo-diploma behaald, tegenover minder dan de helft van de mannen. In de jaren erna wordt het verschil kleiner: 73 procent van de vrouwen en 63 procent van de mannen heeft na acht jaar het hbo-diploma op zak.
Mannen kiezen vaker voor economische en technische opleidingen dan vrouwen, maar ook binnen die opleidingen presteren vrouwen beter dan mannen.
Er werken iets meer mannelijke dan vrouwelijke docenten in het hbo, maar daar lijkt verandering in te komen: onder dertigers zijn vrouwelijke docenten in de meerderheid. Vrouwen werken vaker dan mannen in deeltijd, maar onder de dertigers is het verschil maar klein.
Nieuws