Demissionair minister van Onderwijs Eppo Bruins trekt (definitief) de stekker uit het omstreden plan om de kwaliteitsbewaking in het hoger onderwijs goeddeels aan universiteiten en hogescholen zelf over te laten. Daarmee belandt de instellingsaccreditatie na ruim tien jaar jaar in de prullenbak.
Elke zes jaar kijkt een panel van deskundigen of afzonderlijke opleidingen goed genoeg zijn. Dit panel brengt verslag uit aan kwaliteitskeurmeester NVAO. Als alles in orde is, ‘accrediteert’ deze instantie de opleiding voor opnieuw zes jaar. Soms moeten bepaalde dingen beter en dan krijgt een opleiding een herstelperiode. Het komt zelden voor dat een opleiding de deuren moet sluiten.
Dit systeem van opleidingsaccreditaties krijgt al jaren veel kritiek: alle opleidingen moeten door dezelfde hoepel en deskundigenpanels zien volgens critici vooral een papieren werkelijkheid.
Wat is accreditatie?
Opleidingen in het hoger onderwijs krijgen elke zes jaar te maken met een keuring van accreditatieorganisatie NVAO. Alleen goedgekeurde opleidingen mogen diploma’s verstrekken. Voor die opleidingen kunnen studenten ook studiefinanciering aanvragen. Nieuwe opleidingen moeten goedgekeurd worden voordat ze van start mogen.
Hoe gaat zo’n accreditatie?
Panels van deskundigen krijgen informatie van de opleidingen en praten met bestuurders, docenten en studenten. Ze kijken naar het niveau van scripties, het onderwijsprogramma, de faciliteiten en meer. Zij vellen uiteindelijk hun oordeel. De NVAO geeft vervolgens het stempel van goedkeuring. Eventueel krijgt een opleiding één of twee jaar de tijd om onvolkomenheden weg te werken.
Krijgen veel opleidingen zo’n herstelperiode?
Vroeger meer dan nu. Het gaat om zo’n 5 procent van de opleidingen. Tot een echte afkeuring komt het zelden. Dreigt dat te gebeuren, dan kiest de onderwijsinstelling meestal eieren voor haar geld en sluit zij de opleiding voordat de NVAO een rode kaart trekt.
Is een accreditatie veel werk?
Critici vinden van wel. Daarom is de instellingstoets kwaliteitszorg (ITK) bedacht. Een universiteit of hogeschool kan daarin laten zien dat het eigen systeem van kwaliteitszorg op orde is. Dan hoeft dat niet elke keer bij alle opleidingen gecheckt te worden, zodat de opleidingsaccreditaties ‘lichter’ worden. Een ITK is – net als een accreditatie – zes jaar geldig.
Wat is het verschil tussen een ITK en instellingsaccreditatie?
Na een ITK worden alsnog alle opleidingen elke zes jaar gekeurd door de NVAO, alleen is de toets lichter. Instellingsaccreditatie is anders. Daarbij keurt de NVAO een hele universiteit of hogeschool goed. Die kan dan zelf de kwaliteit van de afzonderlijke opleidingen bewaken, is het idee.
Plan voor een nieuw systeem: de instellingsaccreditatie
Hogescholen, universiteiten en ambtenaren werken al langer aan een nieuwe vorm van kwaliteitscontrole: de instellingsaccreditatie. De onderwijsinstellingen zouden hun eigen opleidingen gaan keuren, was de gedachte, en de NVAO zou alleen nog kijken of de instellingen dat netjes doen. Kortom, de opleidingsaccreditatie zou verdwijnen en de instellingsaccreditatie zou ervoor in de plaats komen. Maar critici vreesden dat slagers hun eigen vlees zouden gaan keuren.
Voorstanders vonden het juist een sympathiek idee dat de verantwoordelijkheid kwam te liggen bij de mensen die de kwaliteit van een opleiding bepalen: de docenten. Zij zouden meer ‘eigenaarschap’ moeten krijgen en de baas moeten worden over het accreditatieproces. Daarmee, zo hoopten de voorstanders van het plan, zouden ze tijdens de accreditatie meer intrinsiek gemotiveerd zijn om te laten zien wat er goed en fout gaat bij hun opleiding.
Te veel losse eindjes
Maar zo makkelijk is dat nu ook weer niet, want een keuring moet toch volgens bepaalde regels verlopen. Of die nu van de NVAO komen of van het bestuur van je instelling, dat maakt voor docenten misschien niet zoveel uit.
Het plan voor een instellingsaccreditatie kende veel losse eindjes. Zo is nooit duidelijk geworden wat er zou gebeuren als een instelling zijn accreditatie niet haalt. Moesten dan halsoverkop alsnog alle individuele opleidingen van een instelling door de keuring? Dat zou een gigantische operatie zijn. Dat op zichzelf was al reden voor kritiek: durven de keurmeesters wel een onvoldoende te geven aan een instelling als de gevolgen zo groot zijn?
Ook demissionair onderwijsminister Eppo Bruins wil er dus niet aan. Hij ziet de noodzaak van een grote stelselwijziging niet en zijn ambtenaren hebben wel andere dingen te doen, schrijft hij aan de Tweede Kamer. Het papierwerk zal in een nieuw stelsel ook niet minder worden, schat Bruins. Niet in de laatste plaats omdat politici geregeld om strengere regels vragen.
Voorbeeld van Avans in 2023
Een goed voorbeeld daarvan is een verzoek van de Tweede Kamer uit 2023. Kamerleden zagen toen in de pers dat de juridische hogeschool van Fontys en Avans een onderwijsvernieuwing in de soep had laten lopen. Daar sprak de Kamer collectief schande van en ze eiste van de minister een nieuw protocol voor opleidingen die van plan zijn hun onderwijs te vernieuwen. Ook nam de Kamer een motie aan die opriep tot extra accreditatieregels in het geval van onderwijsvernieuwingen.
Bruins reageert nu, twee jaar later, in zijn brief alsnog op deze unaniem aangenomen motie. Hij heeft met allerlei clubs gepraat, vertelt hij: van studenten en docenten tot universiteiten en hogescholen en ook met de Onderwijsinspectie en de NVAO. En eigenlijk zit niemand op een nieuw protocol of op nieuwe accreditatieregels te wachten, aldus Bruins.
Wat dan te doen bij falend onderwijs?
In zijn eigen partij NSC gingen de afgelopen jaren stemmen op om het toezicht op opleidingen juist te verzwaren. Oprichter Pieter Omtzigt pleitte voor steekproeven bij opleidingen om de kwaliteit te meten. Toenmalig minister Robbert Dijkgraaf zag dat niet zitten, maar zijn opvolger Eppo Bruins brengt dat idee nu weer tot leven.
In een schriftelijk overleg met de Tweede Kamer stelt Bruins dat in een vernieuwd accreditatiestelsel ‘ook risicogerichte elementen, zoals steekproeven, kunnen worden opgenomen’. Hoe en wat precies staat er niet bij.
De minister suggereert dat politiek ingrijpen soms eerder gevreesd moet worden dan omarmd, zoals hij recent in een interview ook al benadrukte. Als ergens problemen in het nieuws komen zul je zien dat de politiek ondanks een instellingsaccreditatie toch weer om nieuwe regels vraagt.
Het ‘gat’ dichten
Minister Bruins zoekt nu naar een andere manier om signalen over tekortschietend onderwijs op te pakken. Want het probleem is reëel, schrijft hij. Opleidingen worden iedere zes jaar beoordeeld, maar tussen die accreditaties in zit een gat, ‘waarbij geen extern toezicht is op de kwaliteit van opleidingen’. Bruins herhaalt daarmee de conclusie van de Onderwijsinspectie eerder dit jaar.
Na een onderwijsvernieuwing kan het nog jaren duren voordat een opleiding weer gekeurd wordt. Wat als het intussen fout gaat? Bruins wil het mogelijk maken om vaker tussentijds bij een opleiding te komen kijken. Daar praat hij nu over met verschillende partijen en hij wil ergens volgend jaar zijn plannen met de Kamer delen. Dat is pas na de verkiezingen, dus het kan ook anders lopen.
HOP, Olmo Linthorst