In tijden van grote bezuinigingen is er extra reden om studie-uitval tegen te gaan. Immers: hoe meer studenten, des te meer geld in de zak. Onderzoeker Rick Ikkersheim weet hoe dat moet: zorg er als eerste voor dat studenten aanwezig zijn in de les. Zijn docenten en studenten dat met hem eens?
‘De HU heeft, méér dan andere hogescholen, met het probleem te maken dat studenten uitvallen in het eerste jaar. Bij sommige opleidingen valt de helft van de studenten uit vóór de kerstvakantie. Dat is desastreus voor de student en de opleiding zelf.’
Aan het woord is Rick Ikkersheim, onderzoeker en projectleider studentsucces aan de HU. Hij heeft één doel: studenten laten slagen in hun opleiding. ‘Studenten die niet naar de les komen, hebben een grotere kans om uit te vallen. Dat blijkt glashelder uit mijn onderzoek aan de HU, en ook uit de literatuur. Onderzoekers bij andere hogescholen leggen dit verband ook.’
Hoe zit dat? Als ze wél naar school komen, hechten ze zich aan de docent, aan hun klasgenoten en hebben meer kans om hun tentamen te halen. Ikkersheim: ‘De eerste oorzaak van uitval is afwezigheid. Als ze niet komen opdagen, eindigt dat vaak in helemaal niet meer komen.’
Komen studenten naar de les?
Wat zeggen de studenten zelf? Voor de verplichte vakken komen ze wel naar de les, natuurlijk. Maar ‘als er geen dwang is komen we niet’, geven sommigen toe. ‘Als ik het gemakkelijk thuis kan doen, kom ik net zo lief niet’, zegt er een. ‘Het is toch anderhalf uur reizen.’ Een ander zegt van tevoren altijd even in te schatten hoe nuttig het is om te komen. Want: ‘Hoorcolleges kun je vaak nog terugkijken, dus die skip ik vaker.’
Soms voelt het zinloos om in de les te zitten, vinden er een paar. ‘Dan leest die mevrouw precies de powerpoint voor.’ En soms geldt het juist andersom: ‘Soms kijk ik de colleges terug, maar dan heb ik toch spijt dat ik er niet was.’
Ikkersheim: ‘We hebben het nu over de aanwezigheidsplicht. Dat vind ik jammer. Ik wil het liever hebben over de noodzaak van het aanwezig zijn. En hoe we ervoor zorgen dat studenten naar de les komen. Want dat is van cruciaal belang.’
Het zijn geen volwassenen
Vaak komen studenten van de havo af met het idee: ik moet naar de les gaan. In september staan ze in rijen op de stoep te wachten tot ze het lokaal binnen mogen. Anderhalve maand later zijn die rijen verdwenen. Ikkersheim: ‘Aan wie ligt dat? Aan ons. We leren ze die goede houding kennelijk af.’
Ikkersheim vindt dat het de HU ontbreekt aan een goede pedagogische visie. ‘Je struikelt hier over het woord “professional”, maar we vergeten dat studenten nog geen professionals zijn. Ze komen net van de middelbare school! De HU gedraagt zich als een deeltijdorganisatie. Ofwel: we behandelen alle studenten als volwassenen: zie maar of je komt.’
Houd de eerstejaars binnenboord
Volgens Ikkersheim zijn studenten nog niet volwassen. ‘Op de havo krijgt hun moeder een telefoontje als ze niet komen opdagen. En na een vakantie in Salou moeten ze opeens zelf kiezen tussen de stad ingaan of college volgen?’ Het verschil tussen die twee behandelingen is volgens hem te groot. De studenten zijn nog niet toe aan die vrijheid.
Vooral eerstejaars studenten vallen uit. Dus vooral voor die groep geldt volgens Ikkersheim: zorg dat je ze binnenboord houdt. ‘Daar kan de HU voor zorgen. Zet de beste docenten in op de propedeuse, zorg dat het rooster van die eerstejaars het hele jaar gelijk blijft zodat ze hun baantje goed kunnen organiseren, en let erop dat je ze niet om 8:30 laat beginnen, want dat is haast niet te doen als je van ver komt.’
Maar hoe zit dat dan in het vierde jaar? Zijn het dan wel volwassenen geworden? Ikkersheim: ‘Nou, in de kern doen we eigenlijk iets bizars, want op school ben je de hele dag onder de pannen en in het werkende leven moet je straks ook veertig uur per week aanwezig zijn. Dus waarom lukt die zestien uur aan de hogeschool dan ineens niet? Maar goed, je kunt niet de hele wereld in een keer veranderen, dus ik zou zeggen: begin met aanwezigheid in jaar één.’
Docenten lijden hier ook onder
Volgens Ikkersheim lijdt bijna elke docent onder een matige aanwezigheid van studenten. Sterker nog: Het gaat vaak over ‘studentenwelzijn’, maar ‘docentenwelzijn’ lijdt ook onder afwezigheid. ‘Het is ontzettend zuur als je de collegezaal inkomt en er zit een handjevol studenten, terwijl het er eigenlijk 150 hadden moeten zijn’, beaamt er een.
Natuurlijk zijn er docenten die het wel rustig vinden als hun klassen wat minder vol zitten. Je organiseert immers gemakkelijker een gesprek met twaalf man dan met dertig. Maar die docenten zijn in de minderheid, zegt Ikkersheim. Het gros wil gewoon een vol lokaal. ‘Ik overdrijf niet als ik zeg dat élke opleiding klaagt over afwezigheid van studenten. Ik spreek letterlijk minimaal twee docenten per dag die er ongelukkig mee zijn.’
Prioriteiten niet op orde
‘Als je niet komt, krijgt je een onvoldoende’. Dat is wat je misschien het liefste zou zeggen. Maar hoewel docenten enorm balen van hun lege klassen, is hun vaste antwoord, volgens Ikkersheim: ‘“Ik mag mijn studenten niet verplichten naar de les te komen.” Van wie niet? Antwoorden variëren. Van de OER. Van de examencommissie. Van mijn opleidingsmanager. Van de afdeling Juridische Zaken.’
Ikkersheim: ‘Ze denken ook vaak: het mag alleen als er getoetst wordt. Maar dan ook niet te vaak, want dat mag weer niet vanuit het toetsbeleid. Hoe het nu precies zit, weet ik dus niet, omdat de regels overal anders worden uitgelegd. De visie van de HU is onduidelijk, maar het onderzoek niet: betrokkenheid en leerrendement nemen toe bij betere aanwezigheid.
College van bestuur
Het college van bestuur wil aanwezigheid niet centraal regelen, vertelde Eva Reuling in de Omslag van oktober 2024. Elke opleiding is immers anders. Ikkersheim kan daar in komen. ‘Het is ook niet in lijn met onze sturingsfilosofie. Dus ligt het bij de opleidingen. De gevolgen laten zich raden: allerlei lokale interpretaties over wat wel en niet mag en wenselijk is. Zelfs roosteraars anticiperen soms op uitval: ze krijgen de instructie om lokalen op 150 procent te roosteren, omdat opleidingen ervan uitgaan dat die studenten na drie weken niet meer komen.’
‘We hebben als HU hele goede doelstellingen rondom studentsucces, studiesucces en studentwelzijn. Al die zaken worden positief beïnvloed door aanwezigheid. De eerste knop waar je aan zou moeten draaien is: ervoor zorgen dat die studenten naar de HU komen.‘
Wat kan het college van bestuur dan doen? Ikkersheim: ‘Het cvb wil óók minder uitval. De tussenweg waar ik voor pleit is een centrale visie waarin we vaststellen: “Aanwezigheid is een voorwaarde voor studiesucces. We stimuleren daarom dat studenten naar de HU komen. Dat doen we door goed onderwijs, aantrekkelijke roosters en waar nodig een aanwezigheidsplicht of -bonus.” Als we die niet krijgen, houd je wat we nu hebben: hoge uitval, grootschalige afwezigheid en frustratie bij collega’s die zich wél hard maken voor volle collegezalen.’
Het is al lang duidelijk
Ikkersheim: ‘Ik roep ook de Hogeschoolraad en de dienst OO&S op om aanwezigheid hoger op de agenda te plaatsen. Maar eerlijk? De reden dat ik er niet keihard voor blijf lobbyen (wat wel zou moeten) is dat ik daarop leegloop. Je raakt verzand in normatieve en juridische discussies, terwijl de onderwijskundige noodzaak zonneklaar is. Leiderschap op dit thema ontbreekt, maar het is niet aan mij.’
Komend jaar draait Ikkersheim bij verschillende opleidingen pilots met aanwezigheid. Hij weet zeker dat dat veel gaat opleveren. ‘Tegelijkertijd vraag ik me af: waarom hebben we een pilot nodig voor iets wat allang bewezen effectief is? Mijn werk is 10 procent onderwijskunde en 90 procent veranderkunde. Een lector waar ik nauwe banden mee onderhoud bij een andere hogeschool heeft laatst een artikel ingediend naar het effect van aanwezigheid in het hbo. Het is solide onderzoek, maar de initiële respons van de reviewers was: “wat voegt dit toe aan datgene wat we allang weten?”’
Docent, zorg voor aanwezigheid
Wat doen docenten om hun studenten naar de les te krijgen? ‘De les leuk maken.’ ‘Achteraf een belletje plegen.’ Ikkersheim juicht dat toe. Want los van wat wel of niet mag, kun je als docent best veel doen om de aanwezigheid te vergroten. Doe bijvoorbeeld in elke les een quizje en beloon je studenten als ze hem invullen, met een extra punt.
Ikkersheim: ‘Docent Martijns Koops deed dat bij Archimedes, met toestemming van de examencommissie. En dat werkte fenomenaal. Maar een soortgelijke opzet bij HBO Rechten, daar ging de examencommissie er voorliggen. Daar raak ik dus van in de war. Als je dit leest en je kan het uitleggen: bel me.’
Wat je als docent niet moet zeggen? Dit bijvoorbeeld: ‘Kijk maar eens even goed naar je klasgenoten links en rechts van je. Over drie maanden is daarvan de helft vertrokken.’
Zo’n opmerking – die docenten volgens Ikkersheim helaas maar al te vaak maken – is dodelijk. Ze maken hem waarschijnlijk om hun studenten te motiveren, maar hij werkt volgens hem averechts. ‘Je maakt “het afwezig zijn” normaal. Je creëert lage verwachtingen.’
Dat geldt ook voor andere dingen die docenten vaak zeggen, zoals ‘Kom vooral niet naar de les als je geen zin hebt, het is jouw keuze.’ Of: ‘Je kunt je les voorbereiden of niet – dat laat ik aan jou.’ Of: ‘Het maakt me niet uit als je komt, je bent volwassen.’ Ikkersheim: ‘Je denkt dat het helpt, maar het werkt niet.’
Pedagogiek werd werkveld
‘Je kunt die lesinhoud ook van Canvas halen,’ zegt een docent die begrip heeft voor studenten die het af laten weten. En daar gaat het fout, volgens Ikkersheim. Want studenten moeten wel redenen hebben om te komen. ‘Draai geen powerpoint af die ook op internet staat. Maar dat spreekt voor zich.’
Hoewel: ‘Ik vraag me af of de HU zichzelf wel ziet als een onderwijsinstelling’, merkt Ikkersheim op. ‘We zijn voortdurend bezig met het werkveld. Maar met pedagogiek?’
Over aanwezigheidsplicht zijn docenten tweeslachtig. Ja, het geeft voordelen voor studenten die structuur nodig hebben. Maar het belemmert het zelfstandig leren. Als je – vanwege werk, ziekte, mantelzorg etc. – niet naar de les kunt komen, is het handig dat je in je eentje door kunt. Maar dat geldt voor de meesten niet. Ikkersheim: ‘Het beleid is nu ingericht op de uitzondering.’
Wat wil het werkveld, wat willen de opdrachtgevers, wat zijn de leeruitkomsten, hoe veranderen de vakgebieden? Dat is waar het aan de HU te vaak om draait, volgens Ikkersheim. ‘Ook HR-beleid is primair inhoudelijk. Haal je Basis Kwalificatie Examinering. Maar de Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid is vrijblijvend.’
Docenten worden geworven op basis van hun status in het werkveld. Of het ook goede pedagogen zijn? Dat is volgens Ikkersheim van secundair belang. ‘Bij elkaar in de klas kijken is niet vanzelfsprekend. Als een docent geen goede pedagoog is, ontbreekt het belangrijkste. En dat is doodzonde.’
Waar gaat het heen?
Wat is de tendens van Hogeschool Utrecht? Bewegen we naar steeds meer aanwezigheid of juist naar zelfstandigheid? Dat hangt ervan af, over wie je het hebt, vindt de projectleider: ‘Vrijwel iedereen die doceert wil aanwezigheid. Steeds meer voelen docenten zich gekwetst door het gebrek eraan. Maar de beleidsmakers gaan soms nog steeds pal de andere kant uit, bijvoorbeeld door kaders als leerwegonafhankelijk toetsen.’
Die twee partijen moeten meer samenwerken, vindt hij. ‘En daarin is mening van de eerste partij leidend.’
Ikkersheim geeft elke maand een keynote en spreekt veel directeuren. Hij heeft dus wel wat in de melk te brokkelen, zou je zeggen. ‘Ik heb zogenaamde soft power. Maar om aan de HU iets te bewerkstelligen heb je ook hard power nodig. En ik ben wel in mijn eentje. Dus ik hoop op steun van directeuren en het bestuur. Anders blijft het zoals het is.’