De technische en
economische hbo-studies zijn dit jaar minder populair bij studiekiezers. Dat
heeft waarschijnlijk met de crisis te maken. Maar universiteiten merken er
voorlopig weinig van. De animo voor economie en bedrijfskunde stijgt daar zelfs.
Na
alle nieuws over banken in nood en dreigende ontslagen in de bouw en de
industrie lag het voor de hand dat een aantal ‘crisisgevoelige’ studies minder
populair zou worden. Inderdaad wijzen de voorlopige aanmeldingscijfers erop dat
die verwachting in het hbo waarschijnlijk uitkomt. Bij veel technische studies
zal het aantal eerstejaars met tien tot twintig procent dalen. Hetzelfde geldt
voor opleidingen als bedrijfseconomie en commerciële economie. Nog sterker daalt
de animo voor vastgoed & makelaardij: daar kan het aantal eerstejaars wel
eens halveren.
Vooral de sociale hbo-studies profiteren hiervan, met
een groei van zo’n tien procent. Ook het aantal scholieren dat leraar in het
voortgezet onderwijs wil worden, neemt flink toe. Het aandeel van de pabo’s in
de nieuwe stroom eerstejaars zakt echter in. De strengere selectie met de nieuwe
taal- en rekentoets schrikt daar misschien een deel van de studenten af;
bovendien er is momenteel geen tekort aan
basisschooldocenten.
Zoals gebruikelijk trekken aankomende universitaire
studenten zich aanvankelijk weinig aan van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De
aanmeldingen voor universitaire techniekstudies houden nog gelijke tred met
opleidingen in andere sectoren. Bouwkunde lijkt zelfs nog wat te groeien, net
als technische bedrijfskunde. Opvallend populair blijven ook economie en
bedrijfskunde, met elk vijftien tot twintig procent meer ‘marktaandeel’ dan
vorig jaar om deze tijd.
Alle cijfers zijn nog maar prognoses, gebaseerd op de
vooraanmeldingen voor het nieuwe studiejaar. Iets meer dan de helft van de
scholieren heeft nu een keus gemaakt. Er kan de komende maanden dus nog wel wat
veranderen.
Door wijzigingen in het aanmeldsysteem zijn de absolute
cijfers dit jaar niet goed vergelijkbaar met die van vorig jaar. Daarom is
alleen gekeken naar het ‘marktaandeel’ van studies in de voorlopige
aanmeldingen: hoeveel terrein winnen of verliezen de opleidingen ten opzichte
van elkaar?