De nieuwe naamgeving in het mbo was
bedoeld om verwarring weg te nemen, maar leidde juist tot meer
onduidelijkheid. Maakten de vier oude niveaus nu plaats voor twee nieuwe of
kregen de vier oude alleen maar een nieuw jasje?
De MBO Raad bezweert dat er
inhoudelijk niets verandert. Er is dus slechts sprake van een cosmetische
ingreep. De vier oude niveaus blijven bestaan, maar worden in twee groepen
gesplitst. Alleen de hoogste twee niveaus 3 en 4 blijven officieel ’middelbaar
beroepsonderwijs’ (mbo) heten. De lagere niveaus 1 en 2 dragen voortaan de naam
‘funderend beroepsonderwijs’ (fbo). In het fbo worden jongeren klaargestoomd
voor eenvoudig uitvoerend werk. Het ‘nieuwe’ mbo leidt op tot zelfstandig werk
en banen op middenkaderniveau. Een opleiding op het hoogste mbo-niveau – niveau
4 dus – geeft toegang tot de hogeschool.
Het nieuwe onderscheid moet de
niveauverschillen tussen de opleidingen binnen het huidige mbo duidelijker
maken. Een opleiding tot doktersassistent (niveau 4) is van een ander kaliber
dan een opleiding tot beveiliger (niveau 2), maar op dit moment worden ze wel
met hetzelfde mbo-diploma beloond. Ook moet de naamswijziging het imago van het
mbo oppoetsen. Veel problemen die zich vooral voordoen op de lagere niveaus 1 en
2 stralen nu nog af op de niveaus 3 en 4.
De HBO-raad reageert tevreden op
de naamswijziging. ‘Die zou een positief effect kunnen hebben op de doorstroom
van het mbo, niveau 4, naar het hbo’, zegt een woordvoerder. ‘Door het
fundamentele verschil tussen het fbo en het mbo te benadrukken, kun je meer
focus aanbrengen in het onderwijs en meer aandacht besteden aan de aansluiting
met het hbo.’
De werkgeversorganisaties VNO-NCW
en MKB Nederland zijn minder positief. Zij maken zich vooral zorgen om de
doorstroming van niveau 2 (fbo) naar niveau 3 (mbo). ‘Ook al is het maar
optisch, je brengt een knip aan in het mbo’, stelt Gertrud Visser van MKB
Nederland. Voor sommige branches, zoals de horeca, is die doorstroming erg
belangrijk. De JongerenOrganisatie Beroepsonderwijs (JOB) deelt die kritiek.
Voorzitter Jouke de Jong: ‘De studenten op de hogere niveaus zijn misschien
gebaat bij de naamswijziging, maar het gevaar bestaat dat het juist voor
studenten op de lagere niveaus slecht uitpakt en er een kloof tussen de beide
typen onderwijs ontstaat, die op termijn niet meer te dichten valt. Hoe wordt
gegarandeerd dat een goede doorstroom van niveau 2 naar 3 gewaarborgd
blijft?’