Nieuws

Ook in hoger beroep geen vergoeding voor oud-directeur

Foto: Kees Rutten

Het gerechtshof verwerpt de eis van een instituutsdirecteur, die in hoger beroep een schadevergoeding eiste nadat hijzelf ontslag nam. Het hof bestendigde daarmee een eerder vonnis van de kantonrechter.

Dat staat in het geanonimiseerde vonnis dat deze week is gepubliceerd op rechtspraak.nl. De uitspraak zelf is op 6 december vorig jaar gedaan, na een mondelinge zitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Toen bleek dat de HU geen schikking wilde treffen met de voormalige directeur. Tijdens een eerdere rechtszaak eiste hij 180.000 euro schadevergoeding van de HU. Hij werkt momenteel voor de commerciële onderwijsinstelling NCOI.

De instituutsdirecteur is in maart 2020 geschorst. Dat gebeurde na een vooronderzoek van bureau Berenschot over twee meldingen van ‘mogelijke belangenverstrengeling en/of integriteitsschendingen’. Nadat het definitief onderzoeksrapport klaar was, wilde de HU de voormalige directeur ontslaan. Maar voordat deze zaak voor de kantonrechter kwam, nam hij op 26 augustus 2020 zelf ontslag.

De directeur kreeg tot en met 2016 goede beoordelingen voor zijn functioneren (in 2016 met ‘uitstekend’ beoordeeld). Maar nadat in 2017 de faculteiten waren opgeheven en hij rechtstreeks onder het college van bestuur (CvB) viel, sprak zijn nieuwe leidinggevende hem aan op zijn houding en gedrag, zo staat in het vonnis. Zijn leidinggevende collegelid Tineke Zweed memoreerde het jarenlange conflict tussen hem en de instituutsraad en verlangde sensitief handelen van hem.

Geschorst

Uiteindelijk volgde in 2019 een negatieve beoordeling. Ondertussen speelde een conflict op tussen het college en de directeur over de financiën van het instituut. Ook maakte het college zich zorgen over het werkklimaat binnen het instituut. Het college oordeelde dat de voormalig directeur niet de persoon is om verder leiding te geven aan het instituut en bood hem een andere functie aan, die hij accepteerde. Kort daarna werd hij geschorst.

Tijdens het hoger beroep werd duidelijk dat het onderzoek van Berenschot zich richtte op de gang van zaken rond enkele facturen van het bedrijf van de zoon van de directeur. Die zouden door het instituut zijn betaald, staat in het vonnis. Een tweede punt was dat er vragen waren gerezen over zijn betrokkenheid bij het bedrijf Creblz, dat zich richt op de markt van online onderwijs.

De voormalige directeur vindt dat de HU ‘ernstig verwijtbaar’ heeft gehandeld door Berenschot onderzoek te laten doen en dit te gebruiken als basis voor zijn ontslag. Het hof is het daar niet mee eens. De toenmalige directeur heeft tijdens een gesprek over de uitkomsten van het voorlopige onderzoek op 18 maart 2020 geen openheid van zaken gegeven over zijn bemoeienis met Creblz. Hij heeft toen slechts gemeld dat er geen sprake is van belangenverstrengeling. Daarna is Berenschot verder op onderzoek uitgegaan.

Aandelen

Tijdens de zitting kwam naar voren dat hij medeoprichter is van de BV. Ook bleek dat hij via het bedrijf van zijn vrouw aandelen bezat in Creblz. Volgens hem was zijn toenmalige leidinggevende hiervan op de hoogte. Daarbij heeft hij afstand gedaan van de aandelen toen de HU met Creblz in zee zou gaan, vertelde hij. ‘Als dat zo is, is het niet te begrijpen dat hij tijdens het gesprek op 18 maart 2020 geen opening van zaken heeft gegeven toen hij werd bevraagd op zijn relatie met Creblz’, stelt het vonnis.

Ook gaat het hof niet mee in het verwijt dat het rapport van Berenschot ‘onrechtmatig en ondeugdelijk’ is. Dat negatieve oordeel werd ondersteund door een onderzoek van een contra-expertise door een hoogleraar. Maar het rapport van Berenschot ‘voldoet aan de eisen’ en is ‘consistent’, vindt het hof.

Ook betoog de oud-directeur dat hij geen financiële voordelen heeft gehad. Bovendien zou de HU geen financiële schade hebben geleden. Maar dat is niet wat de HU beweert, schrijft het hof. ‘Zij verwijt hem (onder meer) dat hij heeft gehandeld in strijd met het inkoopbeleid en dat hij in strijd met de integriteitscode niet transparant is geweest over zijn belangen en ook tijdens het onderzoek op meerdere punten geen opheldering heeft gegeven of willen geven.’

‘Ongelukkige’ keuze

Het hof vindt wel dat de voormalige directeur een punt heeft met de aanstelling van collegelid Zweed als voorzitter van de begeleidingscommissie van het Berenschot-onderzoek. Dat is een ‘ongelukkige’ keuze omdat de relatie tussen hem en het collegelid als direct leidinggevende moeizaam was. ‘De keuze voor een andere persoon uit het CvB had in die situatie meer voor de hand gelegen. Maar die enkele omstandigheid maakt niet dat het rapport ondeugdelijk is.’

Het hof concludeert dat de verwijten van de oud-directeur aan de HU ‘grotendeels ongegrond’ zijn. Er is geen sprake van ‘ernstig verwijtbaar handelen en/of opzet en grove schuld’.