Docenten heb je in alle soorten en maten. Degenen die je bij blijven, hebben deze eer te danken aan hun imago: slecht of goed. Ik moest ooit als straf de 26 coupletten van het Wilhelmus uit mijn hoofd leren van een geschiedenisleraar. Op de dag dat ik de coupletten moest declameren zei ik: ‘Ik doe het niet! En mijn vader vindt het ook onzin.’ Toen mocht ik van de leraar weer gaan zitten. Ik hoef niet uit te leggen hoe zijn positie in die klas de rest van het jaar was.
Goede docenten houden ook een plek in je hart. Door hen kreeg je liefde voor literatuur, geschiedenis of biologie en kan je de colleges nog in herinnering roepen.
Deze week maken de vijf finalisten van de derde editie van de docent van het jaarverkiezing zich op voor de finale van 7 april. Ze zijn door hun studenten genomineerd, vanwege verschillende eigenschappen die hen onderscheiden van de middelmaat of ondermaat.
Het zijn mensen met een drive, zonder op de handrem te staan, out of the box denken, een positief mensbeeld hebben, zichzelf ter discussie durven stellen. Kortom mensen die een organisatie nodig heeft om verder te komen. Ik hoor maar al te vaak dat docenten wel aan de noodrem trekken, internationalisering ontmoedigen, opdrachten vanuit bedrijfsleven afwijzen, omdat het te veel tijd en energie kost. En van zulke mensen moet je er niet te veel hebben. Op naar de finale!
Achtergrond