Erik Meulmeester is sinds tien jaar verbonden aan de HU en opleidingsmanager van het Institute for Life Sciences & Chemistry. Met zijn achtergrond in biomedische wetenschappen geeft hij ook nog steeds les, zoals alle managers aan zijn instituut. We spreken elkaar op het terras, bij Vroeg, te Bunnik. Over eerstejaars, proctoring en ’trappendienst’ in het Onderwijsregieteam.
Met een zogenaamde ‘verende tred’ komt hij aangelopen en gaat zitten aan de houten tafel. Hij rilt: ‘Het is kouder dan ik dacht.’ Maar hij weigert mijn shawl, zo erg is het ook weer niet. We spreken over wat zijn studenten in september kunnen verwachten en welke afwegingen zijn team en hij daarvoor hebben moeten maken.
Krijgt bij jullie ook het praktijkonderwijs voorrang?
‘Ja. In het eerste jaar leren ze in het laboratorium onder andere pipetteren, mengen en het juiste glaswerk gebruiken. In het tweede jaar leren ze een techniek waar bijvoorbeeld de coronatest op gebaseerd is. Ze leren het virus herkennen in een beetje snot en gebruiken de polymerasekettingreactie.’
Polymerasekettingreactie?
‘Dat is een manier om uit kleine hoeveelheden DNA te vermeerderen, maar dat wil niemand weten, toch? Check anders Wikipedia, daar staat het goed. De derdejaars hebben de labs nodig om onderzoek te doen, samen met het lectoraat, kenniscentrum en bedrijven.’
Driehonderd eerstejaars
Hoe krijg je alle eerstejaars naar binnen?
‘Onze laboratoria zijn joekels van ruimten, van soms wel 160 vierkante meter. Daar kunnen prima groepen tot vijftien studenten in. Door looproutes, plastic schermen, laboratoriumjassen en brillen maken we het nog veiliger.
Ons instituut mag met drie opleidingen (Chemie, Chemische Technologie en Life Sciences) 285 mensen per dag ontvangen, van de veiligheidsregio. Dat is vooral gebaseerd op ons aantal studenten en praktijkruimten. Wij hebben dit jaar ongeveer driehonderd eerstejaars en hoe het er nu uitziet kunnen we hen vier uur per week ontvangen. Zodra we meer ‘reisbewegingen’ krijgen toebedeeld, kunnen we bij hen een les eraan vast plakken, zoals statistiek en Excel. Die werkcolleges doen we liever niet online. Om het allemaal te laten passen zullen we doorgaan tot tien uur ‘s avonds. Maar dat doen we al zes jaar dus dat is niet nieuw.’
Trapdienst
Je zat tot voor kort in het Onderwijsregieteam. Soms klonk er wat kritiek op het management. Wat vond je daarvan?
‘Ik leerde daar dat alles lastiger is dan je denkt. Ik vind dat we ons best hebben gedaan om vooruit te kijken en duidelijkheid te geven. We hielden de politiek voortdurend in de gaten en bedachten meerdere scenario’s. Dan hadden we weer ‘trapdienst’ en zaten we tot laat in de avonduren met elkaar te overleggen.’
‘Trapdienst’?
‘Ja, als je een peuter hebt van drie die nog moet leren om niet uit zijn bed te komen dan zit je op de trap. Meerdere collega’s zaten zo te werken.
Jan Bogerd en Elise Nauta hebben gelobbyd voor meer studenten, en doen dat nog steeds. Maar ze moeten ook afspraken maken met het openbaar vervoer, de veiligheidsregio en partners in De Uithof. Na elke conferentie van Rutte volgt een uitvoerig document dat tot in detail beschrijft wat wel en niet mag. Je mag er ook wel van uit gaan dat het college van bestuur de goede dingen doet. Zij nemen beslissingen voor 2026, overleggen met Utrecht en Den Haag. Een beetje vertrouwen vind ik wel op zijn plaats.
Ons team heeft er af en toe ook behoorlijk de smoor in gehad. Vorige week woensdag hoorde ik van Rutte dat we meer ruimte kregen en een dag later las ik dat we pas vanaf blok B onze gebouwen open gooien. We hadden gehoopt op meer verruiming en onze roosteraars hadden hard gewerkt voor die extra lessen. Dat voelde niet goed en ik weet nu ook niet hoe het komt. Aan de andere kant snap ik dat we voorzichtig zijn.’
Wat is het bezwaar?
Wat moet er na de zomer nog steeds online?
‘Het projectonderwijs, de werkcolleges en de studieloopbaanbegeleiding blijven digitaal. De eerstejaars krijgen wel een warm welkom, eind augustus. Normaal gesproken konden we ze vier uur lang verwelkomen in de aula van Heidelberglaan 7. Nu gaan we dat doen, in groepen van zeven, in aparte lokalen. Ze krijgen een tasje met hun labbenodigdheden, zoals een fiepje (rubberstukje aan de pipet red.) en een bril.
De werkcolleges waren vorig jaar in een lokaal met 28 man, maar blijven nu digitaal, eventueel aangevuld met opgenomen materiaal. Dat onze projecten online blijven doet het minste pijn, want die geven we aan groepen van zeven. Als je met dat aantal in een Teams-vergadering zit, kun je elkaar goed zien en hoeft niemand zijn microfoon uit te zetten. Ook de afstudeerpresentaties blijven online plaatsvinden. Jammer om zo’n mooi moment op afstand te doen, maar het kan.’
Hebben jullie ergens discussie over gevoerd?
‘Ieder van ons heeft een ander belang. De examencommissie wil de kwaliteit van de toetsen waarborgen, de studieloopbaanbegeleider wil dat zijn student op tijd afstudeert en weer een ander houdt de privacy in de gaten. De één vindt bijvoorbeeld een examen via Teams prima en de ander niet. Je moet je realiseren: als er één fout in de toets zit, kan dat 250 studenten raken.’
Hoe dacht jij erover?
(Is even stil) ‘Ik begrijp bijvoorbeeld het bezwaar tegen proctoring niet helemaal. Veel studenten zitten bijvoorbeeld op Facebook en Instagram. Bij proctoring ziet de docent je alleen op bijzondere momenten, als er bijvoorbeeld een kat door het beeld loopt. Het enige waar de docent aan denkt is dat zijn toets deugt, dat de student niet spiekt en dat zijn vragen niet op het internet terecht komen. Je wilt dat laatste voorkomen want een goede toets maken kost veel tijd. Wij proberen een oplossing te vinden en proctoring lijkt me geen slechte, gezien de situatie.’
Gouden mensen
‘Ik zie dat we flexibeler worden. Als je vorig jaar aan de examencommissie had voorgesteld om een tentamen via Teams te organiseren hadden ze gezegd: “No way.” We gebruiken nu de “oude vakanties”(herfst, voorjaar, krokus) voor herkansingen. Hoe mooi zou het zijn als de student vanaf zijn vakantiehuisje in Zeeland online een toets kan doen? Of vanuit zijn stageplaats.’
Heb je nog een laatste tip, aan wie dan ook?
‘Ik zou aan mijn team willen zeggen: ga alsjeblieft zo door.’
Hoe?
‘Ondanks de zwarte schermpjes, de slechte verbindingen, de veranderende scenario’s blijven ze onvermoeid nieuwe dingen bedenken. Vraagopdrachten ter vervanging van toetsen, experimentele datasets bij gebrek aan echte resultaten, extra uitleg, filmpjes, les erin, andere les eruit. En iedere keer kreeg ik te horen: “Als je voor die klus niemand kunt vinden, wil ik het wel doen.” Gedreven mensen zijn goud waard.’