Achtergrond

Van topsport tot volksbuurt

Het klinkt zo abstract: onderwijs combineren met onderzoek. Maar sportonderzoeker Froukje Smits wist het heel concreet te maken. Dankzij het European Youth Olympic Festival, het topsportevenement dat in juli Utrecht moet laten bruisen. En dankzij Ondiep, de Utrechtse aandachtswijk. 

Wat is de link tussen de potentiële gouden medaillewinnaars van de Olympische Zomerspelen 2016 in Rio de Janeiro en social work in de Utrechtse volksbuurt Ondiep?
Het lijkt een ver gezocht verband, maar valt in twee zinnen uit te leggen. 
1. Van 14 tot 19 juli komen 2700 Europese sporttalenten tussen 13 en 18 jaar naar Utrecht om deel te nemen aan het European Youth Olympics Festival. 
2. In de aanloop ernaar toe is er met side events veel extra aandacht voor ‘breedtesport’ in de hele stad en dus ook in de wijk Ondiep.
3. HU-studenten van het Instituut Social Work onderzoeken de sociale effecten van deze activiteiten. 
 
Met die derde zin erbij is direct ook het verband gelegd tussen de Olympische winnaars van de toekomst en de hogeschool. Hier doet het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling al langer onderzoek naar de effecten van sport op de samenleving. Zo loopt al langer het project Verenigingen in Bedrijf bij tien Utrechtse voetbalverenigingen. Een ander voorbeeld is Citytrainers, waarbij jongeren sportactiviteiten organiseren voor andere jongeren. Dat onderzoek wordt gedaan door Froukje Smits, die ook het onderzoek doet naar dat European Youth Olympics Festival.
 
Zwaar enthousiast is Smits over het evenement: ‘Het wordt groots en heel leuk, ik zou iedereen adviseren erheen te gaan’, meent ze. ‘Echt een mooi topsportevenement.’
Maar vanaf het begin was het duidelijk dat niet alles op de topatleten gericht kon zijn. Het moest ook uitstralen naar de stad en de jongeren in de Utrechtse buurten. Om de effecten in kaart te brengen, kwam de gemeente bijna vanzelfsprekend uit bij het Utrechtse Mulier Instituut (doet sociaal wetenschappelijk onderzoek op sportgebied), dat – ook bijna vanzelfsprekend – de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht erbij betrok. Waarbij de laatste zich richt op de sociale impact van side events. Met de studenten erbij kan er meer massa worden gemaakt en kan het onderzoek terugkomen in het onderwijs.’Dit is puur een Utrechtse aangelegenheid’, verklaart Smits. 
Want dat is misschien het opvallendste aan dit onderzoek: wat al gauw als een abstractie klinkt – ‘verbinding tussen onderwijs en onderzoek’ – valt hier heel precies op zijn plaats. Negen afstudeerders van verschillende opleidingen Social work wist Smits aan dit onderzoek te verbinden, opgedeeld in drie groepjes plus een student die zich stortte op de statistische verwerking van data. Het eerste groepje concentreerde zich op de olympische waarden van de Urban Tour, een side event waarbij olympische sporten in een straatvariant door Utrechtse wijken en de regio trok. Belangrijkste vraag voor hun: hoe komen die waarden (vriendschap, talent en excelleren) terug in deze Tour? Een ander groepje richtte zich op de aandachtswijk Ondiep, waar de Tour ook stopte. Hoe wordt daar nu de verbinding gemaakt? En het laatste groepje studenten bestudeerde de ervaringen van jongeren met urban leefstijlsporten, zoals freerunnen en bmx-en. 
Smits: ‘Door interviews te doen halen ze onderzoeksgegevens binnen waarmee ze afstuderen. Tegelijk staan zij met de voeten in de klei. Anderzijds kan ik met die onderzoeksgegevens voor de opdrachtgever een mooie rapportage schrijven. De onderzoeken samen beschrijven voor een belangrijk deel de sociale impact van dit sportevenement.’
Om de wetenschappelijke kwaliteit te waarborgen, werd de vragenlijst vooraf opgesteld door Smits zelf. Ook de eindverantwoordelijkheid voor de analyse houdt ze in eigen hand. ‘Maar ik deel deze wel met ze. Studenten zijn niet alleen maar de veldwerkers die data binnenhalen. We halen samen de gegevens op en voeren het samen in. Maar ik ga ze niet onnodig vermoeien met een ingewikkelde factoranalyse of de details van een gedragsveranderingsmodel.’
 
Laat dat al te theoretisch gedoe maar over aan de wetenschappers, beseft Smits. Deze studenten moeten straks de praktijk in en daar het werk doen. En dat merkte ze ook: ‘Ze zijn veel meer gefocust op de vraag: we hebben rondgelopen in Ondiep en we hebben die olympische waarden in kaart gebracht, maar nu? Hoe brengen we dat in de praktijk als social worker? Ondertussen zag ik ze groeien als interviewers tijdens het onderzoek. Daar krijg ik een kick van.’
 
En dan? Negen sterk gegroeide afstudeerders en een sterke input voor wetenschappelijk onderzoek – het is prachtig. De vraag die blijft hangen, is toch of sport en social work wel zo’n nuttige combinatie zijn. Wat hebben we aan al die sportactiviteiten? 
Smits heeft vaker onderzoek gedaan op dit terrein. En dus heeft ze daar een -genuanceerd- antwoord op: ‘Sport wordt soms gezien als oplossing voor alles. Alsof iedereen ervan afvalt, socialer wordt en de cohesie in de wijk laat groeien. Dat ligt genuanceerder. Sport kán als middel dienen om doelen te bereiken. Door middel van sport kun je prikkels afgeven aan de jeugd, waardoor ze misschien makkelijker vriendschappen aangaan, meer zelfvertrouwen ontwikkelen, misschien contact krijgen met volwassenen zodat ze zien: “Hé, je kunt ook later die kant op”. Maar je moet sport niet klakkeloos inzetten. Met zomaar een sportmiddagje organiseren ben je er niet.’
Tegelijkertijd ziet ze genoeg voorbeelden van de ‘positieve impulsen’ van sport. ‘Er gebeurt wat, dankzij sport. Daar kun je nuances bij maken, maar als je er juist op inzet, daarop stuurt, daar beleid op maakt – dan kun je veel bereiken met sport.’ 
 
Terug naar de afstudeerders. Van 10 t/m 21 juni worden ze nogmaals ingeschakeld om onderzoek te doen op de Achmea High Five Challenge Sportdagen, waaraan 12.500 scholieren meedoen. Locatie: Sportcentrum Olympos in De Uithof. De studenten schijnen met plezier terug te komen. Smits: ‘Deze aanpak vraagt veel extra begeleiding en is daarom behoorlijk intensief. Maar er ontstaat een mooie wisselwerking. Wij hebben hen extra begeleid, zij helpen ons nu nog een keer en doen wat extra praktijkervaring op. Zo’n aanpak is voor herhaling vatbaar. Want dit zijn heel mooie afstudeerders.’