Gelijk beginnen met reanimeren: dat verdubbelt de overlevingskans bij een hartstilstand. Heel belangrijk dus, dat veel mensen dit kunnen. Het is vrijdag 16 oktober Internationale Reanimatiedag en daarom zoeken wij uit: hoe zit dat op de HU?
‘Als er een calamiteit is, moet je behalve 112 ook het interne noodnummer bellen’, vertelt Tessa Soesbergen, hoofd bedrijfshulpverlening (BHV). De noodnummers hangen overal op bordjes door elk gebouw. De BHV’ers krijgen via een app op hun telefoon een oproep en worden dan zo snel mogelijk ingezet bij een calamiteit, zoals een reanimatie. ‘De BHV’ers verlenen dan zo goed mogelijk hulp, totdat de professionele hulpverleners arriveren’, vertelt Soesbergen. Een reanimatie komt zelden voor, maar BHV’ers krijgen er wel jaarlijks training voor.
Zo snel mogelijk
De BHV’ers nemen een AED mee naar de reanimatie, het apparaat dat een elektrische shock geeft om het hart weer te laten werken. In alle HU-gebouwen zijn AED’s te vinden, gemiddeld twee per gebouw. De BHV’ers beginnen zo snel mogelijk met de hartmassage, mond-op-mond beademing en de AED. Hoe sneller ze ter plaatse zijn, des te groter de kans dat de reanimatie slaagt.
Het BHV-team bestaat uit ruim driehonderd studenten en medewerkers. Maar ook veel studenten met een medische opleiding kunnen reanimeren. Als student kun je niet zomaar BHV’er worden: ‘Een aantal studenten wordt geselecteerd voor een training. Dit zijn vooral bestuursleden van studieverenigingen of studenten die achter de bar staan in een van de café’s. We hebben ook regels dat ze minimaal een bepaald aantal uur op school moeten zijn en een aantal jaar BHV’er blijven.’
Medewerkers kunnen zich melden bij de hoofd BHV als ze graag een cursus willen doen. Hier hoort ook een jaarlijkse herhaalcursus bij.
Anders reanimeren door corona
Dit jaar zijn de richtlijnen voor reanimatie meerdere malen aangepast vanwege het coronavirus. ‘De HU volgt de richtlijnen van het RIVM’, zegt Soesbergen. Op dit moment moeten alle slachtoffers worden benaderd alsof ze besmet zijn met Covid-19. Zo is het op dit moment bijvoorbeeld niet toegestaan om mond-op-mondbeademing te geven.
Soesbergen noemt de BHV-teams ‘de basis voor een veilige hogeschool.’ Op alle locaties hangen sinds een paar jaar borden met daarop het BHV-team van desbetreffende locatie, om ze een gezicht te geven: ‘We willen laten zien dat ze er zijn voor iedereen op de HU’, zegt ze. ‘Een paar jaar geleden hebben we door reanimatie hier op school ervoor gezorgd dat iemand het heeft overleefd. Dat is heel bijzonder.’
De knop omzetten
Esther Keesenberg (21) is student Medische Hulpverlening (BMH) op de HU. Deze opleiding richt zich vooral op acute zorg. ‘Ik ga op de ambulance werken, dus ik zal veel reanimaties meemaken’, vertelt ze. ‘Het lijkt me heftig om mee te maken. Je leert er natuurlijk veel over, maar het meemaken is wel anders. Je moet dan echt de knop omzetten en gewoon gaan reanimeren.’ In het eerste jaar van haar opleiding leerde ze de basisreanimatie en nu ze in haar tweede jaar zit, leert ze de complexere technieken.
De studente heeft een burgernet-app op haar telefoon waarmee ze een oproep kan krijgen om te reanimeren. ‘Ik ben al vaker snel op mijn fiets gesprongen richting een reanimatie, maar tot nu toe heb ik er nog geen meegemaakt. Het werd telkens geannuleerd voordat ik er was: de ambulance was dan al aanwezig of iemand anders was eerder.’
Soms mist ze ook een bericht, omdat ze niet 24/7 op haar telefoon kijkt: ‘Ik voel me soms schuldig als ik het te laat zie, maar het is niet mijn verantwoordelijkheid. Ik ben een toevoeging op de hulpverlening en ik doe wat ik kan.’
Reanimeren wordt routine
Keesenberg vertelt dat reanimeren makkelijk is om te leren: ‘Vooral als je het vaker herhaalt, wordt het routine.’
Ze hoopt dat meer mensen een reanimatiecursus gaan doen: ‘Ik vind eigenlijk dat iedereen het een keer gedaan moet hebben. Het zou goed zijn als meer werkgevers zoals de HU het aanbieden.’