Achtergrond

‘Wij kennen de dirty tricks’ – Commissie test doelmatigheid hoger onderwijs

Universiteiten en hogescholen krijgen niet klakkeloos geld voor een nieuwe opleiding en ze mogen evenmin zomaar hun poorten openen in een naburige stad. Sinds 1 september moeten ze aankloppen bij ervaren bestuurders in de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs. Die adviseert de minister van Onderwijs of de aanvraag voor zo’n nieuwe opleiding zinvol is en niet ten koste gaat van het bestaande aanbod.

Of hij boeven met boeven gaat vangen? Dat vindt commissievoorzitter Norbert Verbraak wat sterk uitgedrukt. Wel heeft de oud-topman van Fontys Hogescholen, met vestigingen in Brabant en Limburg, bewust gezocht naar commissieleden die weten hoe de hazen lopen in het hoger onderwijs. ‘Ze kennen de dirty tricks. Ze kunnen inschatten of een aanvraag oprecht bedoeld is om iets nieuws te beginnen of dat hij is ingediend uit concurrentieoverwegingen of in reactie op elkaar. Dat komt allemaal voor.’
De commissie is niet de eerste in haar soort. In de jaren negentig was het de Adviescommissie Onderwijsaanbod onder leiding van Wil Koppelaars die de wildgroei van het studieaanbod moest beteugelen. Dat was hard nodig, zeker in het hbo, waar hogescholen soms de raarste opleidingen verzonnen om studenten te trekken. Succesvolle studies van andere hogescholen werden bovendien schaamteloos gekopieerd. De commissie maakte zich bepaald niet geliefd door ruim de helft van de aanvragen naar de prullenbak te verwijzen.
De liberale minister Loek Hermans gunde de instellingen in 1998 meer ruimte en beperkte de rol van de commissie-Koppelaars. Dat leidde tot een stortvloed van nieuwe opleidingen en nevenvestigingen. De ‘zelfregie’ faalde jammerlijk, moest ook Hermans in 2002 erkennen, want de hogescholen bleven hun eigenbelang vooropstellen.
Onder de universiteiten is de concurrentie om studenten van oudsher wat minder hevig dan in het hbo, maar de kans die overgang naar het bachelor-masterstelsel bood, grepen ze met beide handen. Ze zetten maar liefst negenhonderd masteropleidingen in de markt, wat niet bevorderlijk is voor de transparantie van het onderwijsaanbod.

Om de wildgroei te matigen bedacht het ministerie de ‘toets nieuwe opleiding’, die sinds 2003 wordt uitgevoerd door accreditatieorganisatie NVAO. Even snel een nieuwe opleiding in de markt zetten was er vanaf dat moment niet meer bij. Wie geen doortimmerd plan kon laten zien, kwam niet door de kwaliteitskeuring en kon bovendien geen verzoek om bekostiging indienen bij het ministerie.
Maar dat had ook een keerzijde: instellingen staken zoveel tijd en geld in de accreditatie dat het ministerie met ijzersterke argumenten moest komen om goedgekeurde opleidingen voor bekostiging te weigeren. Verbraak schat dat maar vijf procent van de aanvragen niet werd gehonoreerd in de oude procedure (de zogeheten macrodoelmatigheidstoets).
Vlak voor de nieuwe commissie aantrad overkwam dat deze zomer de nieuwe hbo-opleiding ‘lifestyle’, toevallig van Fontys Hogescholen. De NVAO was lovend over de plannen en positief over de kansen op de arbeidsmarkt, maar de minister dacht er anders over en weigerde bekostiging. Een beslissing die na alle gedane investeringen grote gevolgen kan hebben.

Om te voorkomen dat geaccrediteerde nieuwe opleidingen telkens een gevecht op leven en dood om geld moeten voeren, is de volgorde in de wet omgedraaid: nieuwe opleidingen mogen voortaan pas naar de NVAO nadat ze ‘doelmatig’ zijn bevonden door de nieuwe commissie van Verbraak en, als het goed is, de minister.
Of die omkering van toetsen de verwachte winst gaat opleveren is moeilijk te voorspellen. Misschien zal de NVAO nu meer druk voelen om opleidingen goed te keuren die de eerste horde al genomen hebben, speculeert Verbraak.

Maar zijn eerste zorg is dat zijn commissie consistent is in haar uitspraken en adviezen. De nieuwe ‘Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs’ biedt daarbij beperkte steun. ‘Daarin staat onder meer dat een opleiding aantoonbaar moet bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de Nederlandse kennissamenleving. Maar ja, als de commissie roept: dat geldt zéker voor deze opleiding, kan een ander precies het omgekeerde beweren.’
Duidelijke parameters ontbreken namelijk: ‘Er staat bijvoorbeeld niet: u moet vijftien aanmeldingen hebben voordat u een aanvraag mag doen, of: een stad met minder dan honderdduizend inwoners is te klein voor een nevenvestiging. We moeten als commissie dus zelf bepalen wat precies het verschil maakt.’
Verbraak doet dat het liefst in samenspraak met de hogescholen en universiteiten. ‘In de HBO-raad is het thema de laatste tien jaar uitdrukkelijk van de agenda geweerd. Burenruzies moet je daar misschien niet uitvechten, maar er zijn wel degelijk zinvolle afspraken te maken over de gezondheid van de sector als geheel, de wenselijke vernieuwing van het aanbod en het beheersen van verkeerd gedrag. Wil men in het algemeen geen uitdijende nevenvestigingen, dan kan de commissie daar naar handelen. Als de instellingen er niets over willen zeggen, varen we onze eigen koers, maar dan moeten ze achteraf ook niet zeuren.’

De commissie zou graag van het veld horen hoe het aankijkt tegen wat hij de ‘fragmentatie’ van het hbo noemt. Er ligt een grote druk op hogescholen om in elk dorp een nevenvestiging te beginnen, of een associate degree-opleiding bij een ROC. ‘Burgemeesters rammelen met geldbuidels en spelen hogescholen tegen elkaar uit die hun territorium willen uitbreiden. Dat is schadelijk voor de sector als geheel.’
De universiteiten op hun beurt zouden antwoord moeten geven op de vraag of er wel of niet te veel universitaire masteropleidingen zijn en zo ja, hoe dat aantal dan omlaag kan. Over het sectorplan van de in nood verkerende geesteswetenschappen is Verbraak enthousiast. ‘Daardoor weten wij nu welke richting men daar uit wil en dat biedt ons houvast.’

Verbraak weet het zeker: met helder en consistent beleid zal zijn commissie voorspelbaarheid creëren en het gedrag van de aanvragers op de langere termijn beïnvloeden. ‘Als wij bijvoorbeeld het signaal afgeven dat je van verdomd goeden huize moet komen wil je toestemming krijgen voor een nevenvestiging in een stad met minder dan honderdduizend inwoners, dan gaan instellingen daar op anticiperen. Het aantal aanvragen, nu zo’n honderdtwintig per jaar, zal slinken omdat men weet aan welke harde eisen er getoetst wordt.’
Mede om die reden zullen de adviezen van de commissie openbaar zijn, maar pas nadat de minister zijn besluit heeft genomen. ‘Zo wordt voorkomen dat een ontevreden bestuurder of burgemeester nog even met het departement gaat bellen om te kijken of er nog wat te regelen valt.’

HU’s nieuwe

Communication and Media Design (CMD) is de nieuwste studie aan de hogeschool. Eerder dit jaar tekende de Hogeschool voor de Kunsten bezwaar aan omdat het teveel zou lijken op multimedia designstudies die zijn aanbieden. Toch kreeg de HU groen licht en startte september met 330 eerstejaars aan de opleiding.

Bob Cruijsberg is coördinator van de opleiding.

Wat word je met CMD?
‘Crossmedia conceptontwikkelaar/designer. Studenten kunnen later bijvoorbeeld aan de slag bij reclame en communicatiebureaus, interactieve bureaus, productiebedrijven en dergelijke. Daarnaast leren ze in de breedte met alle media te werken en hiervoor te ontwerpen tot op een basisniveau. Denk hierbij aan print, interactief en audiovisueel.

In hoeverre verschilt de opleiding met bijvoorbeeld met een design-opleiding van de HKU?
‘CMD is een communicatieopleiding. Het creatieve speelt natuurlijk een belangrijk rol, maar er wordt relatief meer aandacht besteed aan communicatie in vergelijk tot andere CMD en design-opleidingen in het land. Denk bij communicatie aan basis communicatie theorieën, audiovisuele communicatie, marketingcommunicatie, branding, mediaplanning.’

Hoe gaat het tot nu toe?
‘Goed. Natuurlijk zijn er wel kinderziektes en hebben we veel nieuwe docenten, maar daar hadden we wel rekening mee gehouden. We overleggen daarom wekelijks met alle docenten om ervaringen uit te wisselen en alle onduidelijkheden te verhelderen.’

Top vijf populairste studies van de Hogeschool Utrecht

1: Commerciele Economie
2: Communicatiesystemen
3: Journalistiek
4: Communicatie
5: Opleiding tot Fysiotherapeut