Aan de hogescholen bestaan veel minder masters dan bij de universiteiten. Afgestudeerde hbo’ers nemen daardoor massaal hun toevlucht tot universitaire vervolgstudies. Een ongewenste ontwikkeling, stelt hogescholenkoepel HBO-raad. Die strijdt voor meer professionele masters, maar lijkt daarin alleen te staan.
‘Het is wel heel veel geld. Ik heb niet zomaar tienduizend euro klaarliggen’, reageert Sabine Eysink geschrokken als ze hoort dat het collegegeld van een hbo-master kan oplopen tot 15 duizend euro. De derdejaars studente International Business and Languages in Zwolle vroeg bij drie hogescholen informatie op over een vervolgstudie. ‘Misschien moet ik dan maar een master gaan volgen op een universiteit, maar dat betekent dat ik een schakeljaar moet volgen. Of ik ga eerst een paar jaar werken.’
Ziehier het dilemma waar hbo’ers in toenemende mate mee kampen. Velen willen na hun bachelorstudie – al dan niet met enkele jaren werkervaring – een passende vervolgstudie doen om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Maar zij komen veelal van een koude kermis thuis. Het aantal hbo-masters is zeer beperkt en het collegegeld vaak torenhoog. Terwijl bij de universiteiten elke bacheloropleiding een master kent, tegen het normale tarief. Daarmee lijkt de hbo-sector een groot onrecht aangedaan. Schande?
Dat valt nog te bezien. Bij de invoering in 2002 van het bachelor-masterstelsel in het Nederlandse hoger onderwijs werden universitaire opleidingen in twee stukken geknipt: zo ontstonden de bachelor van drie jaar en daar bovenop de doorgaans eenjarige master. Het ministerie bleef deze opleidingen bekostigen, waardoor de hoogte van het collegegeld beperkt bleef. De opleidingen in het hbo handhaafden het vierjarig curriculum en sindsdien gaan de studies als bachelor door het leven.
Tegelijkertijd werden de bestaande voortgezette opleidingen bij hogescholen (eerstegraads leraren, kunst en zorg) omgedoopt tot hbo-masters, die de overheid eveneens bleef betalen.
Deze herstructurering leidde tot bijna duizend masters aan de universiteiten, terwijl de hogescholen het moesten doen met iets meer dan honderd. ‘Wij gingen indertijd akkoord omdat we in de veronderstelling verkeerden dat we de ruimte zouden krijgen om zelf een flink aantal masters te ontwikkelen die de overheid zou bekostigen’, zegt Erwin van Braam, hoofd algemeen beleid van de hogescholenkoepel HBO-raad. ‘Maar die deur blijft tot nu toe nagenoeg dicht. We kunnen slechts mondjesmaat nieuwe masters starten, en dan nog moeten de studenten of de bedrijven de kosten van de studie zelf dragen.’
Het is de HBO-raad een doorn in het oog dat universitaire en hbo-studenten geen gelijke mogelijkheden hebben om door te stromen. De belangenorganisatie ziet met lede ogen aan dat afgestudeerde hbo’ers in toenemende mate hun toevlucht nemen tot de universitaire masters, waarvoor zij de noodzakelijke schakelprogramma’s en selectieprocedures voor lief nemen. Dat leidt er toe dat veel beroepsgerichte hbo’ers tegen wil en dank in het keurslijf worden geperst van de universitaire vervolgstudie. Leraren, verpleegkundigen en ingenieurs maken een carrièreswitch in de richting van beleids-, management- of wetenschappelijke functies. Daarmee zijn velen verloren voor het vakgebied waartoe zij bij de hogescholen zijn opgeleid en dat is een ongewenste ontwikkeling, stelt de HBO-raad. ‘Want de samenleving staat te springen om goed opgeleide professionals’, zegt Van Braam.
Een ander gevaar dat de HBO-raad ziet opdoemen is de ondermijning van de verschillen tussen universitair en hbo-onderwijs. Door de druk van studenten die verder willen studeren ontstaan meer en meer schakelprogramma’s bij hogescholen, wat ten koste gaat van de beroepsgerichtheid van de opleidingen. Anderzijds zorgt de toenemende instroom van hbo’ers ervoor dat universiteiten rekening gaan houden met de achtergrond van deze studenten. ‘De facto zal dat ertoe leiden dat de universiteiten beroepsgerichte masters zullen gaan verzorgen’, schrijft de HBO-raad in het discussiestuk Green Paper dat begin dit jaar verscheen.
De universiteitskoepel VSNU is niet onder de indruk van het geschetste toekomstbeeld en bestrijdt dat water bij de wijn wordt gedaan.
‘Universiteiten bieden masters aan vanuit een wetenschappelijke identiteit, ongeacht de groep die instroomt’, zegt woordvoerster Aly Oldersma.
Daar komt nog bij, betoogt de HBO-raad, dat de kosten van de toestroom bij universiteiten in de papieren lopen, met name door de financiering van het schakeljaar. De overheid betaalt 140 miljoen extra, zo becijfert de belangenvereniging van hogescholen. En dat is dan nog een ‘optimistisch scenario’. Als deze groep bij de hogescholen aan de bak zouden kunnen dan kost dit nog maar een dikke tachtig miljoen: een besparing van bijna zestig miljoen per jaar.
Toch vindt ook de HBO-raad dat het te ver gaat om aan alle hbo-opleidingen een professionele master te koppelen. Dat is politiek, maatschappelijk en financieel niet haalbaar. Bovendien zou dat de waarde van de bachelor aan de hogescholen aantasten. ‘Als alle hbo-opleidingen over een master beschikken dan zul je zien dat iedereen het masterniveau wil halen om de positie op de arbeidsmarkt zeker te stellen. De bachelors komen dan in dienst van de doorstroming te staan in plaats van het opleiden van gekwalificeerde professionals voor de arbeidsmarkt’, stelt Van Braam.
Maar de minister moet wel een ruimhartiger beleid voeren ten aanzien van de hogescholen en niet de hand stelselmatig op de knip houden, zo roept de HBO-raad al jaren. Leidraad moet zijn de behoefte in de beroepspraktijk aan hoger opgeleide professionals. Is die aantoonbaar aanwezig dan dient de minister een dergelijke hbo-master mogelijk te maken en te bekostigen.
‘Ik kan me voorstelen dat niet bij alle beroepsgroepen een master urgent is. Maar in veel sectoren is er grote behoefte aan professionals op masterniveau’, zegt Van Braam. Als voorbeeld gelden de masters Advanced Nursing Practice en Social Work die het ministerie bij wijze van uitzondering wel besloot te bekostigen vanwege de ‘maatschappelijke behoefte’. Een voorbeeld van de ministeriële krenterigheid is de weigering de master Life Science te financieren terwijl het bedrijfsleven hier volgens de HBO-raad om staat te springen.
In het gevecht om de hbo-masters lijkt de HBO-raad een roepende in de woestijn. Werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland steunen de minister bij zijn weigering massaal de bekostiging van hbo-masters op zich te nemen. Want de arbeidsmarkt heeft vooral behoefte aan afgestudeerde hbo-bachelors die gekwalificeerd zijn voor een baan in de bedrijven. ‘Dat is een belangrijk verschil met de academische beroepen omdat daar juist doorgaans het universitair masterniveau het vereiste startniveau is’, stelt Chiel Renique van VNO-NCW.
Ook studentenorganisatie ISO bepleit om dezelfde redenen terughoudendheid ten aanzien van overheidsfinanciering van hbo-masters. En nee, het is niet oneerlijk dat universitaire studenten wel allemaal een master kunnen volgen, zegt bestuurslid Marlies Wesdorp. Want hun opleiding is ten slotte dan pas afgerond. ‘Aan de ene kant kun je zeggen dat het niet fair is dat studenten van hogescholen niet allemaal een eigen master kunnen volgen. Maar aan de andere kant krijgen alle studenten vier jaar hoger onderwijs. Als de hbo-studenten dan nog een jaar langer profiteren door een master is dat onrechtvaardig ten opzichte van de universitaire studenten.’
[kader]
‘Fundamentele discussie’
Als de overheid niet bereid is om meer hbo-bachelors te financieren moet er een fundamentele discussie komen over de huidige bekostiging, stelt de HBO-raad in de nota Green Paper die in januari verscheen. Het huidige systeem zou dan op de helling moeten. In een interview met het Hoger Onderwijs Persbureau (HOP) ontvouwde voorzitter Doekle Terpstra een alternatief: ‘Gedacht kan worden aan het staken van de bekostiging van masteropleidingen en in plaats daarvan een kostendekkend collegegeld te vragen. Dat bedrag kunnen studenten bijlenen en pas terugbetalen als ze later goed verdienen.’
Een tamelijk rigoureuze oplossing, erkent hoofd algemeen beleid Erwin van Braam van de HBO-raad. De uitspraken zijn bedoeld om de discussie te prikkelen en vormen niet zozeer het definitieve standpunt van de HBO-raad, nuanceert hij. ‘De huidige financieringssystematiek van masters is op de lange termijn niet houdbaar, zeker niet als steeds meer studenten uiteindelijk een mastergraad willen halen. We moeten verder kijken dan overmorgen en zoeken naar alternatieven.’ Het idee van Terpstra vindt geen weerklank bij universiteitskoepel VSNU. ‘Dat is niet ons idee van een kennissamenleving’, reageert woordvoerster Aly Oldersma. De belangenvereniging van universiteiten heeft er geen behoefte aan om dit plan openlijk te bediscussiëren.
[Kader2]
Doorstromen
Hoewel de interesse van hbo’ers voor masters toeneemt is het niet vreemd dat zij er zich niet en masse op storten. De studenten hebben immers voor een beroepsgerichte opleiding gekozen en betreden na het afstuderen veelal de arbeidsmarkt.
De ‘koninklijke weg’ voor een hbo-bachelor die toch verder wil studeren is de professionele master van de hogescholen. Studenten fysiotherapie, oogkunde en tweedegraads lerarenopleidingen kunnen direct door met een HU-master. Maar voor andere masters aan de hogeschool – een kleine twintig, waaronder engineering, dovenstudies en pedagogiek – is het vaak een vereiste dat een student enkele jaren werkervaring heeft. Bovendien zijn deze hbo-vervolgstudies vaak niet bekostigd door het ministerie waardoor een commercieel tarief aan collegegeld wordt gevraagd; te betalen door de student en/of werkgever.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat hbo’ers lonken naar de universitaire masters en het volgen van een universitaire vervolgstudie na de hbo-bachelor steeds meer in zwang komt. Afgestudeerden op het gebied van natuur en techniek kunnen zo doorstromen in een beperkt aantal masters van de Universiteit Utrecht (UU). Daarvoor is alleen een assessment vereist. Voor alle andere vervolgstudies moet een pre-master gevolgd worden, die een half tot anderhalf jaar duurt. Om die doorstroming te vergemakkelijken hebben universiteit en hogeschool enkele jaren geleden de handen ineen geslagen.
Zo is het mogelijk dat HU-studenten een deel van het schakelprogramma tijdens de bachelorstudie volgen. Zij besteden dan de minor in het derde of vierde jaar aan de zogenaamde ‘ingedaalde’ pre-master: daarmee mogen zij vaak direct instromen in de master of bekorten in ieder geval het schakelprogramma met een half jaar. Momenteel bestaan dergelijke regelingen bij zo’n zestien opleidingen en bij vier zijn ze in voorbereiding.
Ondanks deze samenwerking is de overstap van de hogeschool naar universiteit in Utrecht nog niet massaal te noemen. In het studiejaar 2007-2008 maakten zo’n 65 studenten de stap via een assessment of door middel van een pre-master. De masters fysiotherapiewetenschap, orthopedagogiek, strategisch human resource management en enkele rechtenopleidingen zijn het meest polulair. Onbekend is hoeveel studenten het ingedaalde programma negeren en instappen door middel van het volledig schakelprogramma van de universiteit.
Maar erg groot is die laatste groep niet. Uit een onderzoek van de studentenorganisatie Onderwijs Evaluatie Rapport (OER) uit 2008 blijkt dat de populatie die een schakelprogramma aan de Universiteit Utrecht volgt voor 14 procent uit afgestudeerden van de HU bestaat. De overgrote meerderheid (73 procent) is afkomstig van een andere hogeschool, terwijl dertien procent een universitaire achtergrond heeft.
Beleidsmedewerker Bart Bierens de Haan van de afdeling Onderwijs en Onderzoek van de HU benadrukt dat studenten niet te licht moeten denken over de overstap. ‘Hbo’ers die voor een universitaire master kiezen moeten beseffen dat ze hun beroepsoriëntatie verliezen. Ze promoveren zich dan – uitzonderingen daargelaten – weg uit het beroep, want ze worden omgeschoold tot beleidsmedewerker of wetenschapper. En het wetenschappelijke karakter is voor studenten met een havo-achtergrond vaak lastig. Hbo’ers zijn over het algemeen doeners.’