Achtergrond

Masterspecial: De 110 meter Bama

Extra keuzes, extra kansen. Studenten die vrij reizen door Nederland en de wereld. Dat was het ideaal achter het bama-systeem. Eigenlijk. Tot nu toe vallen vooral de drempels op, de bama als hindernisrace. Vier herkenbare drempels in de schijnwerpers.

Een academische estafetterace, dat hadden de ambitieuze ontwerpers van ‘de bama’ voor ogen. Een uiterst soepele race, waarin studenten rap en makkelijk van studiestokje wisselen, waar bachelors en masters naadloos in elkaar over lopen. Over dat Olympisch nummer werd in Nederland gedroomd bij de invoering van het bachelor master-stelsel in 2002. Nu, zeven jaar na dato, voelt de bama soms eerder als de 110 meter horden, een race vol lastige hindernissen. Vooral studenten die het wagen om een master te kiezen op een andere universiteit, moeten veel drempels overwinnen. Voor hen voelt de estafetterace als een 3000 meter steeple chase.

Het overgrote deel van de Nederlandse studenten, zo’n tachtig procent, kiest voor de master die direct aansluit bij hun bachelor: de doorstroommaster. In dezelfde universiteitsstad, op dezelfde campus, dezelfde faculteit, met vaak ook dezelfde studievrienden en docenten. Deze grote massa stroomt soepel door, heeft dus lekker nergens last van, zou je kunnen zeggen. Maar wat is de kip en wat het ei? Blijven juist zoveel studenten hangen omdat het teveel gedoe is om over te stappen? Minister Plasterk van Onderwijs denkt het laatste. De makkelijk toegankelijke ‘doorstroommaster’ is een sta-in-de-weg voor een gezonde mobiliteit en moet dus per 2011 dezelfde stevige eisen stellen als iedere andere master. Deze veelbesproken ‘harde knip’ is als smeerolie voor de mastermarkt: zodra elke master in Nederland van elke student een afgeronde bachelor eist, worden de concurrentie en de keuzevrijheid groter.

Anno 2009 ervaren studenten nog gewoon de drempels van het huidige systeem. Hier richten we de schijnwerpers op een handvol herkenbare drempels: de magere voorlichting, de grote stap naar het buitenland, het reizen naar een andere stad, het verhuizen naar elders en de strenge toelatingseisen. Per drempel geven dezelfde drie betrokkenen hun visie: Hidde Terpoorten, voorzitter van het interstedelijk studentenoverleg (ISO), Willem Hooglugt, woordvoerder van de Nijmeegse Radboud Universiteit en Daan Oudbier, studieadviseur bachelorstudenten Sociale wetenschappen in Tilburg.

1) Strenge toelatingseisen
Hidde Terpoorten: “Ik ken een Groningse student met een bachelordiploma Nederlands Recht die overstapte naar de Rotterdamse master Nederlands Recht. Tien weken moest hij wachten op de juiste documenten. Dat is natuurlijk belachelijk, zo’n simpele overstap moet geen drempels opleveren. Universiteiten zijn te onduidelijk over de toelatingseisen die ze stellen voor hun masters. Zeer regelmatig moeten studenten eerst individueel getoetst worden door een toelatingscommissie. Plasterk kan beter hier iets aan doen, dan een keiharde knip in te voeren. Veel studenten weten nu niet waar je welke master en onder welke voorwaarden kunt doen. Sommigen willen heel graag, maar hebben geen idee. De minister is op dit punt veel te vrijblijvend. Plasterk moet universiteiten dwingen tot een heldere toelating.”

Willem Hooglugt: “Zo’n Groningse student die vertraging heeft in Rotterdam, dat is allemaal een kwestie van afstemmen. Afstemming tussen opleidingen en afstemming tussen opleidingen en studenten. Studenten zelf hebben ook de verantwoordelijkheid om dit zelf met veel energie uit te zoeken. Als ze een master de moeite waarde vinden, moeten ze daar ook moeite voor doen, daar worden ze groot van. In mijn studietijd ben ik na mijn kandidaats Theologie in Utrecht overgestapt naar het doctoraal in Nijmegen, dat heb ik ook gewoon zelf gedaan.”

Daan Oudbier: “Het klopt dat je soms een hoop vakken moet inhalen. Dat komt ook omdat studenten vaak pas heel laat bedenken wat ze willen, ze zijn er in het begin van de bachelor niet zo mee bezig. Terwijl je dan wel al een minor kunt kiezen waarmee je soepel kunt doorstromen naar bepaalde masters. Maar studenten die echt een andere master willen kiezen, die intrinsiek gemotiveerd zijn, nemen die inhaalslag vaak op de koop toe. Laatst moest een student die van Sociale Wetenschappen overstapte naar een economische master een stuk of acht vakken inhalen, geen probleem. Ik vraag me sowieso af of het nu zo probleem is dat de grote meerderheid studenten kiest voor de master die direct en soepel aansluit. Je bent nu eenmaal opgeleid in die richting. Als je de slagersopleiding doet, stap je ook niet zomaar over naar de bakkersopleiding.”

2) Verhuizen of reizen
Daan Oudbier: “De sociale omgeving is heel belangrijk. Daar hoort ook de relatie met docenten bij, studenten die daar tevreden over zijn kiezen eerder voor de eigen master. Maar ook voetballen met een vaste club vrienden telt mee. Toch is ook hier mijn ervaring: studenten die overtuigd zijn van hun keuze, kunnen deze gevoelens opzijschuiven. Overigens kan het ook omgekeerd werken: ik ken een student die vanwege nare ervaringen elders juist naar Tilburg wilde verhuizen voor zijn master.”

Hidde Terpoorten: “Het is de verantwoordelijkheid van de student zelf om zijn leventje los te laten. Dat is best moeilijk, je bent gewend aan je eigen stad, je vrienden, je sportclub, je jaarclub. Maar in een nieuwe omgeving kun je ook een sociaal netwerk opbouwen. Als je een leuke student bent, lukt het vast om ergens anders ook een leuke club mensen te vinden. Het is jammer als studenten om deze reden niet de master kiezen die ze het liefst willen.”

Willem Hooglugt: “Deze persoonlijke motieven spelen een belangrijke rol. De helft van de Nijmeegse studenten blijft in Nijmegen voor hun master mede vanwege dit soort praktische zaken. Maar als je graag elders een master volgt en niet wilt verhuizen, dan reis je toch gewoon met de trein?”

3) Magere voorlichting
Hidde Terpoorten: “In de voorlichting is absoluut nog een grote slag te maken. Veel universiteiten willen hun studenten binnen de deur houden, en leiden ze daarom naar hun eigen masters. Dat is kinderachtig en leidt tot eenzijdige voorlichting. Ze hebben angst dat anders hun eigen masters leeglopen. De voorlichting moet opener en breder worden.”
Daan Oudbier: “Ik stel me als studieadviseur onafhankelijk op. De beslissing laat ik bij de student zelf. Ook mijn collega’s in de rest van het land kan ik niet betrappen op het eenzijdig promoten van de eigen opleidingen, we wisselen regelmatig informatie uit over studenten die naar elders willen overstappen. Het is natuurlijk wel aardig om je eigen studenten te behouden, maar als ze weg willen houd je ze niet tegen. Wel neem ik vooroordelen over onze opleidingen weg die niet kloppen. Zo denken sommige studenten dat je in Nijmegen beter neuropsychologie kunt doen omdat het daar in de naam van de master staat, terwijl dat hier in Tilburg ook prima kan. De voorlichting over masters vind ik niet te mager, er zijn bijvoorbeeld veel goede websites. Studenten kunnen het ook zichzelf aanrekenen als ze te weinig informatie vinden, je moet er wel voor gaan.”
Willem Hooglugt: “De voorlichting was enkele jaren geleden zeker een probleem. Dat bleek ook uit enquêtes onder Nijmeegse studenten. Daar hebben we lessen uit getrokken. Onze websites zijn verbeterd, de faculteiten besteden meer aandacht aan voorlichting en er is nu jaarlijks een grote voorlichtingsdag met informatie over al onze masters. Het was een kwestie van wennen aan het bachelor master-systeem. De tevredenheid groeit: in 2008 vond driekwart van onze studenten de informatie over de doorstroommasters voldoende en steeg de tevredenheid over de voorlichting voor andere masters van 23 naar 37 procent. Dat iedere universiteit vooral zijn eigen producten voor het voetlicht wil brengen lijkt me logisch. ‘Je komt naar Nijmegen voor een master’, zeggen wij. Tegelijkertijd staat bij ieder individueel advies het belang van de student voorop. Als een student denkt dat hij elders een master vindt die beter bij hem past, ondersteunen we dit ook.”

4) Stap naar buitenland
Willem Hooglugt: “Dit probleem speelt in Nijmegen heel duidelijk en staat hoog op de agenda. We werken hard aan het intensiveren van internationale samenwerkingsverbanden. Onze rector bezoekt partners in het buitenland om te regelen dat studiepunten die een van onze studenten daar haalt, meetellen voor zijn bachelordiploma. Als dat in de bachelor goed geregeld is, volgt bijvoorbeeld een buitenlandse stage in de master vanzelf. Ook omdat de drempel voor studenten lager wordt. Verder starten we gezamenlijke masters, met een zogeheten bi-diplomering. Zoals de gezamenlijke master met de universiteit van Münster, dan telt je diploma zowel in Nederland als in Duitsland.”
Daan Oudbier: “Natuurlijk, dit speelt. Maar het hoeft geen probleem te zijn. Studenten die het echt willen, laten zich niet tegenhouden door een paar drempels. Een studente van ons is op dit moment volop haar masterjaar in Denemarken aan het regelen. Subsidies, huisvesting, aanbevelingsbrieven, flink wat gedoe maar ze heeft het er graag voor over. Ze heeft daar in haar bachelor al een half jaar gestudeerd en was verkocht. De master is in het Deens, maar ook die hobbel neemt ze. Voor de groep studenten met meer twijfels is de dual degree master een mooie optie. Het feit dat deze deels in Nederland georganiseerd is, haalt veel drempels weg.”
Hidde Terpoorten: “Veel studenten willen wel naar het buitenland, maar de begeleiding van het international office is op de ene universiteit beter geregeld dan de andere. Ook hier is de voorlichting van groot belang. Het Nederlands hoger onderwijs is kwalitatief erg aan de maat. Als student wil je minstens hetzelfde niveau. Een positieve trend zijn de joint degrees, waar je een deel van de master op je eigen universiteit volgt. Dat maakt het beter in te schatten en minder afschrikwekkend.”