De hbo-student die denkt aan een vervolgstudie aan de universiteit kan kiezen uit een wirwar aan trajecten, programma’s en leerroutes. De ene studie is de andere niet, de ene bachelor niet de andere en een pre-master kun je geschakeld laten indalen. Of niet, natuurlijk.
Yoram zit op zo’n luxe bankje waarmee Nederlandse hogescholen tegenwoordig rijkelijk zijn gestoffeerd. Laptop uit, maar wel bij de hand. Effe chillen tussen de bedrijven door. De derdejaars Commerciële Economie, net twintig jaar, heeft de nabije toekomst aardig voor ogen: eerst op stage, dan afstuderen en dan naar de universiteit om Bedrijfskunde te studeren. Maar dat kan zomaar niet. Voordat de faculteit Economie van de Rijksuniversiteit hem aanneemt, zal Yoram moeten bewijzen dat hij geschikt is om aan de masterfase van de Bedrijfskundestudie te beginnen.
Minder smaken
Als Yoram over anderhalf jaar zijn hbo-diploma haalt, is hij bachelor. Er bestaat geen bindende regelgeving voor het verstrekken van graden in het hoger onderwijs. Op diploma’s die de hogescholen uitreiken staat soms gewoonweg bachelor. Op andere staat de toevoeging van de Engelstalige naam van de opleiding. Maar eigenlijk mag er (behalve de universitaire toevoegingen) achter dat alom gebruikte bachelor dus van alles staan. Op de universiteit zijn er minder smaken: een bèta-student wordt na de bachelorfase bachelor of science, de rechtenstudent mag zich bachelor of laws noemen en de overige studenten kunnen zich voorstaan op de graad bachelor of arts.
Wirwar aan trajecten
Kort en goed, Yoram moet van bachelor bachelor of arts worden. Hij moet zich na z’n hbo-opleiding zodanig bijscholen dat de universiteit vindt dat hij goed genoeg is om in de academische collegebanken plaats te nemen. Universiteiten bieden studenten als Yoram programma’s aan om kennishiaten te dichten. Deze programma’s bevatten studie-onderdelen die niet voorkomen in het hbo, maar wél in het bacheloronderwijs op de universiteit. Dit is een al te simpele weergave van de werkelijkheid, want de ene hbo-opleiding is de andere niet, zelfs al dragen ze dezelfde naam. Social Studies in Amsterdam kan behoorlijk verschillen van Social Studies in Groningen. Ook de lesprogramma’s op de universiteiten zijn niet identiek. Daardoor bestaat er een wirwar aan trajecten, programma’s en leerroutes die ervoor moeten zorgen dat de hbo-student kan doorstromen naar het wetenschappelijk onderwijs. Hogescholen maken sinds enige jaren afspraken met universiteiten om die doorstroming zo soepel mogelijk te laten verlopen. De programma’s die uit die afspraken voortspruiten worden schakelprogramma’s genoemd, of, in toenemende mate, ook wel pre-masters. Deze bijspijkertrajecten kun je ná (de gewone pre-masters) of tíjdens de hbo-opleiding volgen (de zogeheten ingedaalde pre-masters).
Geschoeid onderwijs
Yoram studeert aan de Hanzehogeschool (HG) in Groningen, hij kan het beste kiezen voor een studie Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit in diezelfde stad, de RUG, waarmee de HG contacten onderhoudt. Ineke Ganzeveld, accountmanager van de UHG (het samenwerkingsverband tussen HG en RUG): ‘De meeste HG-studenten kiezen voor een stapelroute. Eerst een hbo-diploma halen, dan heb je in ieder geval een diploma op zak. Vervolgens volgen ze een schakelprogramma en dán gaan ze voor een masterstudie naar de RUG. Daarom stemmen HG en RUG de programma’s zoveel mogelijk op elkaar af. Zo’n schakelprogramma biedt ook het voordeel dat de student kan bekijken of het bevalt, dat op de universitaire leest geschoeide onderwijs.’
De RUG verwacht dat 250 afgestudeerde hbo’ers zich dit jaar zullen aanmelden voor de deelname aan de schakelprogramma’s. Ganzevelds collega Rutger Kleinagelvoort: ‘In 2003 waren dat er nog honderd. Sindsdien is het aantal gestaag gestegen tot om en nabij de 250. Daarop lijkt het zich te stabiliseren.’ Twee derde van de pre-masterschakelaars in Groningen begint na het schakeljaar aan de masterstudie. Kleinagelvoort vind dat een laag percentage, maar hij houdt een slag om de arm, want hij baseert zich op cijfers van de laatste twee jaar. Uitgesprokener is hij over de oorzaken van de uitval. ‘Statistiek is hét struikelblok bij Economie, Bedrijfskunde en de Gedragswetenschappen. Bovendien zijn Rechten en Economie erg grote faculteiten. Het contrast met het kleinschalige hogeschoolonderwijs is dan erg groot.’
Animo voor ingedaalde pre-master
Hogescholen leiden studenten op voor een beroep. ‘In beginsel zijn we geen springplank voor een wo-studie’, meent Ellen Oudejans, opleidingsmanager HBO-Rechten aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Maar dat uitgangspunt moet studenten niet hinderen in hun ambities. Daarom biedt de sinds 2002 bestaande HvA-opleiding Rechten haar studenten in het derde en vierde jaar een ingedaald schakelprogramma aan, dat de opleiding met de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam heeft opgesteld. Voor zo’n ingedaalde pre-master gebruiken de hogescholen onder meer de tijd die de opleidingen inruimen voor het volgen van een minor (bijvak). Oudejans: ‘De animo voor onze ingedaalde pre-master is groot. Maar onze eisen zijn streng. We selecteren ieder jaar pakweg 25 studenten: ze mogen geen studieachterstand hebben en op hun theoretische vakken moeten ze gemiddeld een zeven scoren.’
Verzwaarde afstudeerscriptie
Op vrijwel alle hogescholen zijn beleidsmedewerkers in de weer met het laten indalen van de pre-masters. ‘We willen de dienstverlening aan studenten optimaliseren’, zegt Liesbeth Smulders, leider van het project Doorlopende Leerlijnen Hbo-Wo op de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle. In haar inventarisatie stuitte Smulders op afspraken met minstens zeven universitaire instellingen, van de Universiteit Twente tot het Universitair Medisch Centrum Utrecht. De Windesheimstudent heeft het voor het kiezen. Smulders: ‘Hij kan onderwijs volgen aan de universiteit. Hij kan terecht bij de Open Universiteit voor digitaal onderwijs. En hij kan het onderwijs ook combineren: een deel bij Windesheim, een deel bij de universiteit en een gedeelte door een verzwaarde afstudeerscriptie.’
De schakelprogramma’s van de Open Universiteit (OU) zijn populair bij de hogescholen. ‘Het ging een jaar of vijf geleden om zeer specifieke informatica-opleidingen’, herinnert Ron Dankers zich. De beleidsmedewerker van de Fontys Graduate School in Eindhoven: ‘Die sloten beter aan op de Open Universiteit dan op de Technische Universiteit Eindhoven. Daarna zijn we gaan samenwerken op het gebied van Science en Management.’ De OU-programma’s beginnen met het aanleren van academische vaardigheden. Dankers: ‘De OU zorgt voor het materiaal, Fontysdocenten geven hoor- en werkcolleges. In het begin liep de samenwerking met de OU stroefjes. Maar nu we elkaar beter kennen en invloed hebben op de inhoud, gaat het prima.’
Niet sip door de knip
Onderwijsminister Ronald Plasterk wil in 2010 de zogeheten harde knip invoeren. Vanaf dat moment mogen universitaire studenten pas aan de masterfase van een studie beginnen als ze alle vakken uit de bachelorfase hebben gehaald. Plasterk denkt dat studenten hierdoor een bewustere keuze maken: gaan ze op voor een masterdiploma, of gaan ze aan het werk met de bachelorgraad? Het voornemen van de minister leidde tot reuring in de universitaire wereld. Schande, schreeuwen de studentenbonden, Plasterks maatregel leidt tot tijdverlies: studenten zullen soms maanden moeten wachten voordat ze de kans krijgen om een tentamen te maken voor één ontbrekend bachelorvak. De hogescholen houden zich muisstil over de harde knip, en niet alleen omdat het een zaak voor de universiteiten is. Ron Dankers van Fontys spreekt: ‘Ik denk dat de harde knip twijfelaars en uitstellers zal afremmen, de studenten die eigenlijk nog niet klaar zijn voor academisch onderwijs. De knip kan ertoe leiden dat studenten niet klakkeloos kiezen voor een masteropleiding op de universiteit. Nou, de hogescholen hebben een alternatief, beroepsgerichte masteropleidingen: professional masters. De interesse daarvoor zou wel eens flink kunnen toenemen.’ ‘Verrek’, zegt Yoram, ‘dat ís een idee.’ Hij knipt zijn laptop aan. ‘Effe googelen.’
(Illustratie door Xiao Feng Chiu en Mathieu van der Bij)