Nederland telt te weinig gepromoveerden en onderzoekers, vonden bobo’s uit de politiek en wetenschap. Dus werd in 2003 de onderzoeksmaster in het leven geroepen. Geselecteerde studenten verdiepen zich twee jaar lang uitvoerig in een wetenschappelijk vakgebied en oriënteren zich op een eventueel promotietraject. Inmiddels bieden de Nederlandse universiteiten meer dan 120 researchmasters aan. “Ik heb een vlotte start gehad aan het begin van mijn promotie.”
Er kwamen drie adviescommissies aan te pas, maar na jarenlang overleg bleken de vereniging van universiteiten VSNU, de academie van wetenschappen KNAW en het ministerie van Onderwijs eensgezind: er moesten onderzoeksmasters komen. Nederlandse afgestudeerden hebben in vergelijking met andere Westerse landen weinig belangstelling voor onderzoeksfuncties, vanwege beperkte carrièremogelijkheden en vanwege de verlokking vanuit het bedrijfsleven. Kiezen ze toch voor een promotieonderzoek, dan doen ze er vaak nogal lang over; het rendement van de PhD-fase moest dus omhoog. Dit werd bij elkaar opgeteld en voilà: de onderzoeksmaster was geboren.
De verschillen met reguliere masters zijn helder. Een onderzoeksmaster duurt twee jaar; er is nadrukkelijk aandacht voor het verwerven van onderzoeksvaardigheden; het onderwijs is verbonden met een onderzoeksgroep van bewezen hoge kwaliteit en er moeten kansen zijn om door te stromen naar een promotietraject. Vrijwel alle onderzoeksmasters die nu worden gegeven in Nederland, trekken studenten van over de hele wereld. Alleen bachelorstudenten met bovengemiddelde studieresultaten komen in aanmerking om deel te nemen. Tien van de veertien Nederlandse universiteiten bieden inmiddels 124 onderzoeksmasters aan die zijn goedgekeurd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), waarvan het merendeel Engelstalig is.
Eén daarvan is de researchmaster Economics die aan het Tinbergen Instituut, het gemeenschappelijke instituut van de Vrije Universiteit (VU), de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Erasmus Universiteit (EUR), wordt gegeven. Onderwijsdirecteur prof.dr. Erik Plug vertelt over de selectie aan de poort. “We kijken naar universitaire prestaties, vakkenpakket en motivatie, maar ook referenten wegen mee. Van mogelijke kandidaten testen we onder meer wiskundig niveau en Engelse taalbeheersing. Jaarlijks laten we dertig van de honderden sollicitanten toe. Omdat veel gegadigden goed scoren, is ook de motivatiebrief erg belangrijk.”
De ambitie om te promoveren is cruciaal om bij Tinbergen binnen te komen. Masterstudenten hebben stuk voor stuk de mogelijkheid om door te stromen naar een PhD-traject, dat drie jaar duurt. “Ze bedenken zelf het onderwerp en benaderen een promotor van een van de drie deelnemende universiteiten”, zegt Plug. “Of dat een luxe is? Misschien wel, ja.”
Ook bij de ‘graduate programmes’ Economics en Business van de Universiteit in Tilburg (UvT) bestaat die luxe. Wetenschappelijk directeur prof.dr.ir. Dick den Hertog schat de kans op promotie 80 procent. “Wij presenteren deze masters en het PhD-traject als één geheel, net als dat in de VS gebeurt. We zien het als een geïntegreerd geheel: twee jaar master, drie jaar onderzoek.”
Het aantal studenten is nu bescheiden, maar het streven is om over drie jaar voor beide masters dertig studenten binnen te halen. Minder dan de helft van de deelnemers bestaat uit Nederlandse studenten, net als bij de meeste onderzoeksmasters het geval is. Dat zorgt voor een stimulerende omgeving, geven studenten zelf aan. De uiteenlopende achtergronden, zowel cultureel als qua onderwijs, brengen verschillende visies met zich mee. Dat kan leiden tot nieuwe werkwijzen. Bovendien zijn alle masterstudenten gemotiveerd, ze willen uitgedaagd worden en zien een toekomst in het onderzoek voor zich.
Den Hertog ziet de Tilburgse onderzoeksmasters vooral als een kwaliteitsimpuls. “We zijn erg gericht op ‘top placements’: we streven ernaar dat een deel van de gepromoveerden een baan krijgt bij een van de top-50 universiteiten van de wereld.” Maar, benadrukt hij, daarvoor moeten de studenten al tijdens hun onderzoeksmaster erg hard werken. “Het gemiddeld aantal studie-uren op de universiteit ligt meen ik rond 26 uur. Dat zou voor deze studenten wel eens het dubbele kunnen zijn. Ze werken toe naar het schrijven van hun masterthesis van 30 ects, die de basis kan vormen voor een promotieonderzoek.”
Dat het hard werken is, bevestigt Marco van Bommel. Hij zit in het tweede jaar van de researchmaster Social Psychology van de Vrije Universiteit Amsterdam. “Maar daar staat tegenover dat ik geregeld twee of drie weken les krijg van grote namen uit het buitenland. Omdat we in een kleine groep intensief zaken bespreken, kan ik daar ook echt veel uit halen.” De master die hij volgt is een van de onderzoeksmasters die als ‘excellent’ zijn bestempeld en daardoor meer collegegeld mogen vragen, in dit geval een slordige 5000 euro per jaar. Wel komen studenten in aanmerking voor een beurs, waardoor het collegegeld halveert.
Tegenover dit hogere collegegeld staan duidelijke voordelen, zegt prof.dr. Paul van Lange, hoofd van de afdeling sociale psychologie van de VU. Zo is een apart laboratorium altijd beschikbaar voor de masterstudenten, waardoor zij vlotter onderzoek kunnen doen. “En we bieden uitzonderlijk hoogwaardig onderwijs, omdat we echt de experts van de wereld invliegen. Bijvoorbeeld een Italiaan die data-analyse zeer diepgaand doorneemt met de kleine groep studenten. Door intensief overleg en actieve deelname steken ze heel veel op in korte tijd.” Aangevuld met een cursus wetenschappelijk schrijven en publiceren lijkt niets in de weg te staan van een academische carrière.
Het plan is duidelijk: er zijn relatief weinig onderzoekers en gepromoveerden in Nederland, dus willen universiteiten meer studenten die kant op leiden via een researchmaster. Maar er bestaan vervolgens onvoldoende mogelijkheden om binnen de academische wereld aan het werk te gaan binnen het onderzoeksveld: er zijn te weinig promotieplaatsen. Zo vormt de onderzoeksmaster alsnog geen oplossing voor het tekort.
De doorstroom naar een promotieplek gaat bij de VU niet automatisch. Van Lange: “We willen daar in de toekomst meer mee doen, maar de beperkte financiële middelen zijn de moeilijkheid. Nu sprokkelen we het soms bij elkaar door beurzen uit het land van herkomst van buitenlandse studenten. Maar iedereen komt goed terecht hoor, van aio bij een Nederlandse universiteit tot consultant in Londen.”
Toch hoopt ook student Van Bommel op een academische carrière. “Met dit diploma heb ik denk ik wel een stapje voor op andere sollicitanten, qua kennis. Hoe groot die voorsprong is, kan ik niet inschatten. Toch weet een promotor wel dat hij mijn hand niet zal hoeven vasthouden.”
Binnen de biomedische wetenschappen bestaat vaker de mogelijkheid om een PhD-traject in te gaan, net als binnen het economische wetenschapsgebied. Hester Lingsma specialiseerde zich tijdens haar onderzoeksmaster aan de EUR in klinische epidemiologie en promoveert nu aan het Erasmus Medisch Centrum. Ze vindt de master ‘absoluut’ een toegevoegde waarde. “Ik heb een vlotte start gehad aan het begin van mijn promotie”, zegt ze. “De onderzoekservaring die ik al had opgedaan tijdens de master zorgde ervoor dat ik snel kon starten met data-analyse. Ik doe hoofdzakelijk statistisch onderzoek en het werd al vrij snel behoorlijk ingewikkeld, maar ik zat niet met mijn ogen te knipperen. Al denk ik dat mensen die zo’n onderzoeksmaster niet hebben gedaan, die voorsprong in de loop van het onderzoekstraject wel inlopen. Mijn voorsprong is niet blijvend, het gaat toch om je eigen kunnen.”
De afstudeerstage van de onderzoeksmaster in het ziekenhuis leverde Lingsma een promotieplek op. Op de afdeling liet ze zien wat ze kon door het schrijven van een wetenschappelijk artikel. “Binnen de medische wereld vindt vrij veel onderzoek plaats en door voldoende budget zijn er voldoende promotieplaatsen”, zegt ze. Als je tijdens je master al duidelijk naar voren komt als een slimme onderzoeker, zijn er zonder meer kansen.
Binnen de geesteswetenschappen zijn de mogelijkheden beduidend beperkter. “Het aantal beurzen is beperkt en een ander praktisch probleem is het vinden van een beschikbare promotor”, vertelt prof.dr. Jack Vromen, verantwoordelijk voor de researchmaster Philosophy and Economics bij de vakgroep Wijsbegeerte van de EUR. “Deze master bereidt studenten voor op een academische loopbaan, maar een promotieplek kunnen we niet garanderen.” Ook aan deze onderzoeksmaster nemen studenten van over de hele wereld deel. Een mogelijkheid om een PhD-traject te financieren ligt bij subsidies uit het land van afkomst, zegt Vromen. Studenten worden aangemoedigd om hiernaar zelf op zoek te gaan.
Lang niet alle onderzoeksmasterstudenten hebben echter een carrière in de wetenschap voor ogen. “De ambities van de acht mensen uit mijn jaar verschilden erg. De een wilde onderzoek doen bij de Wereldbank, de ander wilde de financiële sector in”, vertelt promovenda Fangfang Tan. Ze rondde deze zomer de researchmaster Economics af aan de UvT en heeft aan dezelfde universiteit een promotieplek gekregen, net als het merendeel van haar medestudenten. “Iedereen heeft een promotieplek naar wens gekregen, er is zelfs iemand aan een Amerikaanse topuniversiteit aangesteld. Dit programma heeft internationaal een erg goede reputatie.” Ook Tan wijst op de diepgang die ze ervaarde tijdens haar master. “We bespraken de materie uitvoerig, maar hebben ook een voorsprong op anderen vanwege onze onderzoekservaring. Een half jaar lang hebben wij serieus zelfstandig onderzoek verricht. Dat is bij andere masters wel minder.”
Ondanks dat ze meer tijd had voor onderzoek, ziet promovenda Lieke Stelling niet zo’n groot verschil met reguliere masters als de andere masterstudenten en promovendi die voor dit artikel werden geraadpleegd. Stelling volgde de researchmaster Literature Studies aan de Universiteit Utrecht, waarna ze aan de Leidse universiteit terecht kon voor haar promotie. Ze vat de verschillen met een reguliere master bondig samen. “Je kunt je meer verdiepen in specifieke onderwerpen, besteedt een half jaar aan eigen onderzoek en krijgt twee vakken gericht op onderzoeksvaardigheden, subsidie verwerven, schrijven en publiceren.”
De promovenda denkt dat een onderzoeksmaster een duidelijk voordeel is bij het solliciteren op een aio-plek, maar heeft niet het idee dat ze veel beter van start ging bij haar promotieonderzoek dan iemand die een reguliere master heeft gevolgd. “Ik wil niet zeggen dat een onderzoeksmaster niets uitmaakt en had het niet willen missen, maar ik denk eigenlijk dat dergelijke programma’s voor universiteiten een manier zijn om studenten binnen te halen. Het verschil met een gewone master is soms niet erg groot. Dat wat geboden wordt is niet altijd in verhouding tot dat wat je voorgespiegeld wordt.”
DE ONDERZOEKSMASTER
• Sinds 2003 maken onderzoeksmasters deel uit van het masteraanbod.
• Het verschil met reguliere masters is dat deze programma’s niet een maar twee jaar duren. Er is nadrukkelijk aandacht voor het verwerven van onderzoeksvaardigheden; het onderwijs is verbonden met een onderzoeksgroep van bewezen hoge kwaliteit en er moeten kansen zijn om door te stromen naar een promotietraject.
• Per onderzoeksmaster worden jaarlijks maximaal dertig studenten toegelaten.
• Omdat veel onderzoeksmasters bachelors van over de hele wereld trekken, vindt er strenge selectie plaats. Goede studieprestaties, het vakkenpakket van de bachelor en motivatie wegen mee. Ook goede beheersing van de Engelse taal is belangrijk, omdat de voertaal van de meeste onderzoeksmasters Engels is.
• Tien van de veertien Nederlandse universiteiten bieden inmiddels 124 onderzoeksmasters aan die zijn goedgekeurd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Alleen de Open Universiteit en de universiteiten in Wageningen, Delft en Eindhoven bieden er geen aan. De OU heeft geen onderzoeksopdracht van het ministerie gekregen en heeft als kerntaak het verzorgen van onderwijs. De andere drie universiteiten bieden al tweejarige masters aan waarbij onderzoek een belangrijke component is, zij het niet onder de noemer researchmaster.
(Illustratie Bas van der Schot)