Ondanks verwoede pogingen het studietempo te verhogen, blijven studenten steeds langer hangen in het hbo. Bijna dertigduizend jongens, meisjes, allochtonen en autochtonen zitten al meer dan zes jaar in de collegebanken.
Meer dan zes jaar is Mieke* al bezig met haar hbo-opleiding: ze moest een onterecht bindend studieadvies aanvechten en kreeg problemen met haar stage in het buitenland. Daarna besloot de hogeschool haar opleiding af te bouwen. Er waren geen tentamens tot er een nieuwe docent Frans was gevonden en het kostte haar meer dan een half jaar voor ze goedkeuring kreeg om af te studeren. Inmiddels zit ze in haar zevende studiejaar en hoopt ze dit voorjaar haar diploma te halen.
‘De regels en eisen werden steeds aangepast en er waren niet genoeg docenten’, geeft ze aan als belangrijkste reden voor haar vertraging.
Mieke is een van de duizenden jongeren die het niet lukt om binnen vier jaar een hbo diploma te behalen. Met alle gevolgen van dien: studenten krijgen maar vier jaar een basisbeurs en vijf jaar een ov-studentenkaart. Na zeven jaar kunnen ze niet meer goedkoop lenen bij DUO en wie binnen tien jaar geen diploma haalt moet alles terugbetalen.
In 2007 besloot het hoger beroepsonderwijs dat er maar eens een einde moest komen aan het leger van langstudeerders. Hogescholen beloofden de begeleiding te verbeteren en het aantal contacturen te verhogen. Onderwijsminister Ronald Plasterk zegde miljoenen toe. ‘Wie binnen is, moet meteen met de billen bloot’, herhaalde toenmalig HBO-raadvoorzitter Doekle Terpstra in 2009 ferm.
Allemaal zonder effect, blijkt nu uit cijfers die het Hoger Onderwijs Persbureau heeft opgediept. Alle inspanningen ten spijt kachelt het studietempo jaar na jaar achteruit. Het hbo heeft steeds meer langstudeerders.
Zo’n dertigduizend studenten zijn al langer dan zes jaar bezig. Daarmee kun je sportpaleis Ahoy twee keer vullen. In 2007, het jaar van de goede voornemens,
begonnen bijna tachtigduizend studenten aan een hbo-opleiding, één op de zes (17 procent) was vorig studiejaar nog altijd bezig. Dat zijn meer dan dertienduizend mensen, zo ongeveer het inwoneraantal van het waddeneiland Texel. Buiten de HU om (zie kader) hebben de grote hogescholen in de Randstad de meeste moeite hun studenten in vier, vijf, zes jaar door een opleiding te loodsen. Meer dan een vijfde is op zijn minst twee jaar uitgelopen.
‘Vervelend, maar misschien ook onvermijdelijk’, reageert Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen. ‘We willen de kwaliteit van de bacheloropleidingen verhogen en dat staat soms op gespannen voet met de wens om studenten sneller te laten afstuderen. Daarvan hebben de hogescholen
gezegd: als die spanning niet goed op te lossen is, dan kiezen wij vol voor kwaliteit.’
Dat betekent overigens niet dat hogescholen dan maar klakkeloos moeten accepteren dat grote groepen studenten meer dan twee jaar uitlopen. De Graaf: ‘Je kunt natuurlijk niet met een beroep op dat kwaliteitsargument zeggen: “Laat maar zitten.” Studenten moeten niet nodeloos lang studeren, of nodeloos uitvallen. Bijvoorbeeld omdat blijkt dat ze niet de goede studiekeuze hebben gemaakt of te weinig begeleiding hebben gehad.’
Hogescholen werken hard om het aantal uitvallers en langstudeerders te verminderen, maar volgens De Graaf ‘moeten we geen onrealistische verwachtingen koesteren. Hogescholen hebben niet altijd een directe invloed en kunnen niet alle omstandigheden naar hun hand zetten.’
HET BLANKE BOLWERK
Bij nadere bestudering van de cijfers blijkt dat vooral mannen en allochtonen de finish niet zo snel halen. Ondanks de miljoeneninvesteringen van voormalig onderwijsminister Plasterk is het verschil tussen autochtone studenten en studenten met een niet-westerse achtergrond nog altijd groot. Mede daardoor hebben de grote Randstadhogescholen relatief veel langstudeerders.
‘Herkenbaar, ik heb me daar de afgelopen jaren druk over gemaakt’, zegt Johan Sevenhuijsen, tot zijn pensioen eind december directeur onderwijs en kwaliteit van de Hogeschool Rotterdam. Ten eerste is er het probleem van de juiste studiekeuze: studenten met een niet-westerse achtergrond kiezen vaak voor economische opleidingen, vanuit de gedachte dat daar uiteindelijk goede banen mee te vinden zijn. ‘Maar het is beter als jongeren een studie kiezen die aansluit bij hun interesses.’
Misschien nog belangrijker: het hoger onderwijs is een blank bolwerk. Sevenhuijsen: ‘Ik denk dat mensen zich er op verkijken hoe hardnekkig de dominante cultuur is, hoe helemaal niet discriminerend bedoelde opmerkingen toch de boodschap kunnen uitzenden: ja, je bent hier wel binnengekomen, maar eigenlijk hoor je hier niet thuis.’ Wie steeds maar het gevoel krijgt dat hij eigenlijk niet op een hogeschool thuishoort, gaat daar vaak zelf in geloven, zo wil Sevenhuijsen maar zeggen. Zijn hoop is gericht op de studiekeuzecheck die hoger onderwijsinstellingen hun studenten sinds 2014 verplicht aanbieden.
DE JONGENS TEGEN DE MEISJES
Autochtonen studeren om allerlei redenen dus sneller af dan allochtonen. Maar de echte sterren aan het firmament, dat zijn de meisjes. Maar liefst 86 procent van de meisjes heeft na zes jaar studeren een bachelordiploma op zak.
Mannen geven er niet alleen vaker de brui aan, ze doen ook langer over hun studie. Een op de vijf mannen die in 2007 begonnen, was na zes jaar nog bezig. Bijna twee keer zoveel als onder de vrouwen. Zowel voor autochtone als allochtone studenten mgeldt: de meeste langstudeerders zijn man.
‘Mannen denken sneller dat het allemaal vanzelf wel goed komt’, verklaart lector Gerda Geerdink van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. ‘Als de opdracht niet meteen duidelijk is denken ze: dat komt wel. Meisjes doen meer moeite.’
Jongens hebben behoefte aan duidelijkheid. Ze zouden af en toe moeite hebben met ‘dat softe gedoe’ van hun docenten. ‘Tegen mannen kun je zeggen: je moet dit
volgende week afhebben en anders wil ik je niet meer zien. Dat blijkt te werken. Jongens geven aan dat ze die houding waarderen’, aldus Geerdink. ‘Oneerbiedig gezegd: ze hebben een schop onder hun kont nodig.’
Maar of die mannen er nu echt last van hebben dat ze wat langer studeren? Telkens weer blijkt dat ze het op de arbeidsmarkt beter doen dan vrouwen. ‘Doorgaans hoeven mannen minder te presteren om toch waardering te krijgen’, aldus Geerdink.
Ach, zo erg is het inderdaad niet om iets langer over je opleiding te doen, relativeert ook Sevenhuijsen van de Hogeschool Rotterdam. ‘We moeten af van het beeld van de “typische student” als zeventienjarige havist die binnen vijf jaar klaar is met zijn studie. Langstuderen wordt meestal veroorzaakt door switchen van opleiding, werken naast de studie, mantelzorg of omdat studenten een gezin hebben. So what, zeg ik dan. Accepteer dat sommigen wat langer over hun studie doen. Uiteindelijk redden ze zich meestal wel.’
* De naam Mieke is op verzoek van de studente gefingeerd omdat ze bang is dat haar docenten haar anders niet laten afstuderen. Volledige naam en opleiding zijn bij de redactie van het Hoger Onderwijs Persbureau bekend.
WAT DOET DE HU?
De Hogeschool Utrecht zit met zeventien procent langstudeerders precies op het landelijk gemiddelde: van de bijna 6800 eerstejaars in 2007 zitten er iets meer dan 1100 na zes jaar nog in de collegebanken. Het percentage langstudeerders is, ondanks alle inspanningen, al jaren tamelijk constant. Vergeleken met andere grote hogescholen in met name de Randstad doet de HU het iets beter, terwijl ook hier het aandeel niet-Westerse allochtonen boven het landelijk gemiddelde ligt. Dat constateert ook Sjef Vogel, directeur Onderwijs, Onderzoek & Studentzaken aan de HU. Vogel: ‘Bovendien moet je bij het duiden van de cijfers rekening houden met de landelijke aanscherping van de eisen aan ons onderwijs. Dit heeft effect gehad op onze rendementen.’
Langstudeerders lopen tegen nogal wat knelpunten aan, ziet Vogel: ‘Ze krijgen te maken met veranderende curricula en regelgeving. Vaak neemt de binding met de opleiding af omdat ze in individuele trajecten komen.’
De HU brengt langstudeerders in groepen bij elkaar, investeert in studieloopbaanbegeleiding en zet in op intake & matching: de juiste student op de juiste plaats. Vogel: ‘Zo willen we de optimale balans vinden tussen rendement en verhoging van de onderwijskwaliteit. Het probleem van langstudeerders zal nooit helemaal verdwijnen, maar dit beleid levert een belangrijke bijdrage aan het minimaliseren van de omvang ervan.’