In Utrecht Science Park, formerly known as the Uithof, kruipen kennisinstellingen en bedrijven gezellig dicht bij elkaar.
Wat doen die organisaties op dat hele kleine stukje aarde zonder voorgeschreven wetten? Ze gaan samenwerken. Soms grootschalig en ambitieus, soms klein en praktisch. We leggen vier samenwerkingen onder de loep. Van de Academie Gezondheidszorg Utrecht en de academische pabo tot Utrecht Life Sciences en de Utrecht Summer School. Aan het begin is het vaak wennen, achteraf had niemand het anders gewild.
ACADEMIE GEZONDHEIDSZORG UTRECHT
Wat hebben de ‘handen aan het bed’ aan wetenschappelijke publicaties over verpleegkunde? Hoogleraar én lector Marieke Schuurmans voelt als geen ander de noodzaak kennis bruikbaar te maken.
‘Ik kan me niet voorstellen dat we niet samenwerken!’, reageert prof. dr. Marieke Schuurmans. ‘In verpleging en fysiotherapie zijn voornamelijk hbo’ers werkzaam. Als wij academisch onderzoek in de praktijk door willen laten dringen, moeten we wel samenwerken met de hogeschool. Dat is helemaal geen zendingswerk. Met gelijkgestemde bestuurders benutten we kansen.’
In de Academie Gezondheidszorg Utrecht trekken het UMC Utrecht, Hogeschool Utrecht en het ROC Midden Nederland samen op. Doel: een doorlopende leerlijn neerzetten voor fysiotherapie, logopedie, physician assistants en verpleegkunde. Van bachelors op hbo-niveau tot universitaire promovendi. In de AGU gaat wetenschappelijk onderzoek hand in hand met beroepsonderwijs.
Schuurmans belichaamt de samenwerking als geen ander. Zij is lector verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met chronische aandoeningen aan Hogeschool Utrecht. Ze is óók hoogleraar verplegingswetenschap aan het UMC Utrecht. ‘Het zijn heel verschillende werelden’, stelt ze vast. ‘De universiteit draait vooral om wetenschappelijk onderzoek, in het hbo is onderwijs belangrijker. Het zou een gemiste kans zijn als de praktijkgerichte hbo-opleidingen niet de meest recente academische kennis gebruiken. Tegelijk kan de universiteit winst boeken op het vlak van onderwijs. Bovendien, we zitten slechts een paar honderd meter van elkaar!’
Ter illustratie wijst Schuurmans op het promotieonderzoek van verpleegkundige Jita Hoogerduijn. Zij brengt in kaart welke ouderen in het ziekenhuis de meeste kans lopen op functieverlies dat niets met hun aandoening te maken heeft. Die patiënten krijgen vervolgens extra zorg. Aan het onderzoek werken masterstudenten mee, maar ook bachelorstudenten. Zij hebben de resultaten verwerkt tot een best practice, waarmee het onderzoek snel z’n weg vindt naar de praktijk. Bovendien worden de wetenschappelijke publicaties meteen gebruikt in het onderwijs.
Een groot voordeel van de samenwerking vindt Schuurmans de mogelijkheid om docenten uit te wisselen. ‘Bij de hogeschool loopt een aantal heel goede docenten rond. Die expertise moet zo breed mogelijk ingezet worden. Ik probeer me niet al te druk te maken over praktische belemmeringen zoals medewerkers die onder verschillende cao’s vallen. We doen het gewoon. Ik prijs me gelukkig dat we op één campus zitten en dat mijn vakgebied relatief klein is. Iedereen kent elkaar.’
Dankzij de samenwerking biedt Utrecht de perfecte opleiding voor verpleegkundigen die méér willen, meent Schuurmans. ‘Ik hoop dat medisch geïnteresseerde hbo’ers met ambitie voor Utrecht gaan kiezen. Wij bieden ontwikkelingsmogelijkheden en carrièreperspectief voor mensen die een leven lang willen leren.’
DE ACADEMISCHE PABO
Het vergt jarenlang praten en vooroordelen overwinnen. Maar eenmaal gerealiseerd vindt het idee breed navolging. Alle Nederlandse universiteiten hebben (binnenkort) een ‘academische pabo’. Een Utrechts idee.
Officieel heet het de academische lerarenopleiding primair onderwijs (ALPO), maar iedereen kent het onder de noemer academische pabo. Sinds 2008 kunnen scholieren met een vwo-diploma of hbo’ers met een propedeuse een nieuwe opleiding volgen. Studenten combineren de pabo (hogeschool) met de bachelor onderwijskunde (universiteit) en studeren af met twee diploma’s én onderwijsbevoegdheid.
De ‘stille reserve’ van vwo-leraren aanspreken, dat was het doel van bedenker prof.dr. Theo Wubbels. Hij is hoogleraar onderwijskunde en vice-decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen. ‘Op open dagen van de universiteit lopen veel vwo-scholieren rond die voor de klas willen, maar zij kiezen vaak een studie pedagogiek of onderwijskunde omdat de pabo niet universitair is. Daar wilde ik iets aan doen.’
Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Wubbels: ‘We hadden eerst het idee om zelf zo’n studie op te zetten, maar op het gebied van de praktijk bleken we te weinig knowhow te hebben.’
Samenwerking met de hogeschool ligt voor de hand, maar gaat niet van een leien dakje, vertelt Wubbels. ‘Wat hebben we met elkaar te maken? De universiteit zit in die ivoren toren. We moesten nogal wat vooroordelen overwinnen. Persoonlijke contacten spelen een grote rol. Gelukkig ben ik al sinds 1986 betrokken bij het onderwijs. Uiteindelijk komen mensen op de werkvloer erachter dat hogeschool en universiteit elkaar goed aanvullen en gaat het lopen. Maar ik heb er wel véél voor moeten praten.’
Dankzij steun van Geri Bonhof, collegevoorzitter van de hogeschool, en decaan sociale wetenschappen Willem Koops, start de opleiding in 2008. De eerste lichting bestaat uit 52 studenten die via gesprekken geselectereerd zijn uit zo’n 150 gegadigden. Na het eerste jaar stoppen dertien studenten. Niet meer dan bij andere opleidingen, maar toch een teleurstellend hoog percentage, geeft Wubbels toe. Inmiddels zit de uitval op ongeveer tien procent. ‘We selecteren mensen beter, we zorgen dat ze de juiste verwachtingen van de studie hebben. Bovendien confronteren we ze in het eerste jaar niet alleen met de saaie, theoretische kant. Studenten kiezen tenslotte voor deze studie omdat ze praktisch ingesteld zijn. Verder hebben we hbo- en universitaire vakken beter geïntegreerd.’
Over de carrière van de studenten valt nog weinig te zeggen. In 2012 studeert de eerste lichting af. Wubbels ziet hun loopbaanperspectief zonnig in. ‘Directe collega’s zien hen nog wel eens als een bedreiging, maar besturen van basisscholen vinden het geweldig. Zij hebben het idee dat deze leerkrachten zullen helpen het onderwijs omhoog te trekken. Dat is ook ons idee. Wij hopen dat via deze leraren vernieuwing sneller zal doordringen in het basisonderwijs.’
UTRECHT LIFE SCIENCES
Het is een van de ambitieuzere samenwerkingen op Utrecht Science Park, die tegelijk ook minder goed omschreven is. Utrecht Life Sciences verbindt bedrijven met levenswetenschappelijk onderzoek bij verschillende kennisinstellingen. Het moet vernieuwing stimuleren in de gezondheidszorg voor mens en dier.
Uitgangspunt is de enorme concentratie levenswetenschappelijk onderzoek op het Utrecht Science Park. Van de faculteiten Diergeneeskunde en Bèta, waaronder Farmaceutische Wetenschappen, tot het UMC Utrecht en het Hubrecht Instituut. Maar ook een onderzoeksafdeling van voedingsmiddelenproducent Danone komt naar De Uithof, net als het RIVM.
Utrecht Life Sciences kent geen formele juridische structuur. Het moet vooral een netwerk zijn, waar informele contacten en gezamenlijke projecten de wetenschap op een hoger plan brengen. Een cocktail waarvan het geheel naar meer smaakt dan de som der delen. Ingrediënten zijn kruisbestuiving tussen wetenschappelijke disciplines; ontmoetingsplaatsen voor wetenschappers; marktgericht denken van bedrijven; geldschieters en voorzieningen voor startups. Dat alles bij elkaar moet een klimaat creëren waar topwetenschap goed gedijt en startups uit de grond schieten. Het droombeeld is een campus zoals een Amerikaanse topuniversiteit.
Zover is het nog niet. Maar het begin is er, aldus prof. dr. Anton Pijpers, decaan van de faculteit Diergeneeskunde en voorzitter van Utrecht Life Sciences. ‘We willen het mensen makkelijk maken elkaar te ontmoeten. We zitten met z’n allen op een vierkante kilometer, dat wij ten volle willen benutten met lunchbijeenkomsten, lezingen, enzovoort. Bijeenkomsten moet je niet te lang maken, maar vooral na afloop de ruimte bieden om nieuwe contacten te leggen. Dat is ook precies wat ik zie gebeuren.’