Nieuws

Smallere lesbevoegdheid voor onderwijzers?

De pabo’s zijn vastbesloten om hun studenten meer kennis bij te brengen. Alleen dreigt de studielast daardoor te zwaar te worden. Het lijkt er steeds meer op dat pabo-studenten straks moeten kiezen voor het jonge óf het oudere kind.

De klachten over de pabo’s zijn al jaren hetzelfde. Afgestudeerden hebben een zee aan kennis, maar die zou gemiddeld maar twee centimeter diep zijn. Geen wonder, want onderwijzers hebben, anders dan leraren op de middelbare school, een zeer brede lesbevoegdheid. Ze moeten overal wat van weten, immers, ze geven les in taal en rekenen, maar ook in geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en creatieve vakken. Bovendien aan kleuters en aan 12-jarige prepubers, want sinds 1985 zijn de ‘kweekscholen’ voor onderwijzers en kleuterjuffen samengevoegd in de pabo’s.

Accreditatieorganisatie NVAO, de keurmeester van het hoger onderwijs, is bang dat het onderwijsprogramma werkelijk te zwaar wordt nu de pabo’s, in antwoord op de maatschappelijke ongerustheid over het kennisniveau van afgestudeerden, hogere eisen gaan stellen. Aan diepgang zal het programma weinig winnen, is de vrees, want daarvoor is het aantal pabovakken (veertien) te groot.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt deelt de zorgen van de NVAO. In een brief aan de Tweede Kamer verwijst ze naar het advies van de Onderwijsraad in 2008 om de pabo na een gemeenschappelijk basisjaar te splitsen in een differentiatie ‘het jonge kind’ (0-8 jaar) en in een differentiatie ‘het oudere kind’ (6-12 jaar). Meer specialisatie, meer vakleerkrachten in het basisonderwijs en een navenant smallere lesbevoegdheid kunnen voor meer diepgang zorgen.
Medio november verwacht de staatssecretaris een advies van de sociale partners over de invoering van een ‘flexibel kwalificatiestelsel’. Eind november wil ze dit met de pabo’s en het basisonderwijs bespreken. Voor de zomer komt ze met nadere voorstellen.

In de tussentijd wil ze dat de pabo’s ervoor zorgen dat het opleidingsniveau van hun eigen docenten omhooggaat. Met de HBO-raad was al afgesproken dat in 2014 minimaal zeventig procent van de hbo-docenten over een mastergraad moet beschikken, maar bij de lerarenopleidingen moet dit sneller. In overleg met de HBO-raad en de beroepsgroep van lerarenopleiders zal worden bepaald hoe snel.

Daarnaast wil ze dat de pabo’s meer aandacht hebben voor hun ‘kleine kwaliteit’: de roosters moeten goed zijn, de nakijktermijnen korter enzovoort. Bovendien doen ze er goed aan om het gerealiseerde onderwijsniveau uiterlijk begin 2012 opnieuw te laten beoordelen door de NVAO en daarmee niet te wachten op de nieuwe accreditatie binnen zes jaar.